Daar zijn de lammetjes weer!

In 2020 en 2021 had ik om deze tijd al lang lammetjes. Maar vorig jaar heb ik een nieuwe dekram gekocht. Ik wilde namelijk mijn schapen een beetje ‘soberder’ maken. Friese melkschapen blijken eigenlijk meer geschikt voor een rijke klaverweide op de vette Friese klei dan voor mijn schrale zandgrond. Ik moet ze dus heel veel brok bijvoeren.

Vorig jaar heb ik daarom, op aanraden van schapenmelkers met hetzelfde probleem, een Solognote rammetje gekocht. Dat is een ras wat is gefokt op schrale moerasgrond in Bretagne. En ze zien er leuk uit: de lammeren zijn bruin, maar na verloop van tijd wordt de dikke vacht blond, terwijl de kop en poten bruin blijven.

Een Franse ram moest volgens Joris een Franse naam krijgen. Op numer 35 van de lijst met ‘meest populaire Franse voornamen’ stond Bruno. Tja, dat was wel heel passend.

De andere lammeren moesten destijds een beetje wennen aan Bruno, maar dat kwam snel genoeg goed. Op 1 november is hij bij de ooien gegaan. Die moesten blijkbaar ook een beetje aan hem wennen. Want na 5 maanden min 5 dagen (25 maart) toonde alleen het jongste schaapje, Lisa, een beetje uier. En toen duurde het alsnóg bijna twee weken voor de lammetjes er waren. Maar gisteravond was het dan zover!

Een rammetje en een ooitje, beide bontgevlekt en beide direct in de benen op zoek naar melk. Ze zijn anders dan volbloed Friese melkschapen: ze hebben een dikke staart (melkschapen hebben kale staarten) en het rammetje heeft een zachte vacht, bijna als een geitenlam (melkschaaplammetjes hebben een stug, wollig vachtje). Maar dat schijnt na een paar weken uit te vallen en alsnog wol te worden.

Moeder en kinderen maken het goed. En nu maar afwachten of de andere twee dames nog door Bruno ‘bezocht’ zijn. Nel lijkt aardig rond te worden, maar heeft nog geen schietend uier. En aan Sandra is nog helemaal niets te zien. Afwachten …