Veranda

In 2018 bouwden we de werkplaats. En toen al bedachten we dat het mooi zou zijn om er een veranda aan de voorkant aan te bouwen. Je hebt op die plek het allermooiste uitzicht van het hele terrein. Maar ja, er moest altijd zoveel meer gebeuren… Dus bleef de zuidoostkant van de werkplaats wat onafgewerkt, terwijl de moestuin langzaam die kant op groeide.

Vier jaar later was wel helder waar de veranda moest komen. Maar er waren nog altijd meer urgente dingen te doen!

In 2022 stond het bankje om van het mooie uitzicht te genieten dan ook nog steeds op een paar oude rubber tegels op een scheef en rommelig strookje niemandsland.

In 2023 hadden we besloten de vlonder dan maar vast te láten aanleggen. Maar de vlonderplanken bleken niet leverbaar! Uiteindelijk kwam de vlonder er pas in februari 2024.

Opeens was het scheve stukje niemandsland een prachtige – en verrassend ruime! – plek met uitzicht geworden!

Dat was al een hele verbetering. Maar nadat in 2024 de nieuwe stal, en in 2025 het Brunohokje waren gebouwd, jeukten Joris’ handen om nu eindelijk dit project ook af te maken!

Eerst maar eens het bankje opgeknapt, dat was intussen volkomen doorgerot (en er waren twee bouwvakkers doorheen gezakt). Het gietijzer mooi schoongemaakt en met Hammerite verf (goor spul, maar wel effectief) geverfd, en een nieuwe zitting en rugleuning uit de prachtige hardhouten balken die we in 2018 (?) kregen toen Joost en Monique hun vlonderterras opruimden. Die balken hebben inmiddels al dienst gedaan als van alles en nog wat (inclusief als bekisting voor de fundering van de stal) , maar na een ritje door de vlakbank en heel veel schuren waren ze weer schitterend. Veel te mooi om te verven!

We hadden al jaren materialen verzameld: de juiste dakpannen en mooie oude gietijzeren dakramen om de veranda (en de werkplaats!) niet te donker te laten worden. En in het ‘gastenverblijf’ stond nog een aantal boomstammen waar ik ooit de bast vanaf heb geschild. Waar die nou ook alweer vandaan kwamen weten we niet meer.

Boomstammen plaatsen blijkt een stuk meer werk dan rechttoe-rechtaan balken. Maar het wordt echt ook veel mooier!

Ook nog lastig om de juiste hoek van het dak te bepalen. Er komt vrij veel blad, takjes, bloeiwijzen en andere prut uit de Grote Eik, dus het moet niet al te vlak. Ook al omdat de dakpannen dan gaan lekken. Maar al te steil ziet er dan weer niet uit. En het moet natuurlijk ook aansluiten bij de pannen die al op het dak liggen. Schoonmaken zal sowieso wel een crime worden…

Passen en meten… We hadden nog een restje folie liggen voor onder de knik in het dak; dat is een zwakke plek wat betreft waterdichtheid.

Mooie boeidelen erop, en dan de panlatten. Toen kon je al zien hoe mooi het ging worden.

De gietijzeren dakramen, die al tijden stonden te wachten om gebruikt te worden, bleken in slechtere staat dan ik me herinnerde. De ruitjes vielen er haast uit, toen ik ze op tweede Pinksterdag tevoorschijn haalde. Dus uiteraard moesten we wachten tot de volgende dag, zodat ik een paar bussen kit kon halen. En toen regende het…

Tussen de buien door de loodzware ramen op het dak gemanoeuvreerd. Uiteraard brak er daarbij nog een ruitje. Ook kwamen we erachter dat de pannen op het dak eigenlijk niet goed liggen. Deze pannen hebben links twee richels, en die moeten allebei onder de rand van de volgende pan liggen. Dat hebben we niet gedaan. En daardoor pasten de ramen eigenlijk ook niet goed.

Ooit zullen we het dak dus nog eens helemaal opnieuw moeten leggen. Maar voor nu is het wel even goed. Wat een plaatje!

Een tijger in de schapenstal

Ik wilde graag de vloer van het toilet aanleggen met kalkbeton. Dat wil zeggen dat het grind en zand (waar beton deels uit bestaat) niet aan elkaar worden geplakt met cement maar met kalk. Tenslotte had ik nog kalk. En het stuken met kalk van de stal was wel zwaar, maar had echt een prima resultaat opgeleverd.

Dus ik heb me goed ingelezen over de juiste verhoudingen kalk, zand en grind, en Jorams betonmolen geleend, en me een hele dag vermaakt. Het was best zwaar, want het mengsel mocht vooral niet te nat zijn. Dat zou voor krimpscheurtjes zorgen. Maar aan het eind van de dag lag het er netjes in, mooi glad gepolijst. Nu rustig laten uitharden.

En dat deed het HELEMAAL niet! Na drie dagen was het nog precies even zacht als toen ik het erin had gelegd. En na een week nog steeds. Alsof er Play-Do op de vloer lag. Ik begrijp nog steeds niet wat er mis is gegaan. Kalk die niet hard wordt – dat zou fysisch niet moeten kunnen. Misschien dat het na héél veel tijd wel hard zou worden. Maar omdat we op 14 juni een heleboel gasten krijgen, heb ik het er maar weer uit getrokken en vervangen door een gewoon vloertje van beton (wel ‘eco’-beton, wat minder CO2 uitstoot schijnt te veroorzaken). Ik moet zeggen, dat ging wel een stuk sneller en makkelijker…

En dat was ook na 48 uur gewoon hard. Hup, de oude toiletombouw erin (die had ik intussen schoongemaakt, geschuurd en opnieuw in de olie gezet). De nieuwe toiletruimte is iets breder dan de oude, dus de ombouw moest een beetje aangeheeld. En omdat er geen deurtje meer aan de zijkant zit moest Joris de boel een beetje verbouwen, zodat de bovenkant van de toiletombouw open kan. Je moet de emmer tenslotte wel kunnen legen…

Mooi lampje in stijl erin et voilá. Is het geen snoeperig toiletje geworden? Ik houd me aanbevolen als iemand nog een lieflijke (houten) wc-rolhouder heeft liggen.

En wat is dat nu met die tijger?

Joris en ik kennen elkaar uit onze jeugdbonds-tijd. Hij was lid van de Jeugdbond voor Natuur- en Milieustudie (JNM), ik van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN). Voor buitenstaanders zijn de verschillen tussen deze twee onzichtbaar, maar zoals voor alle identiteitsvormende puber-clans zijn het voor de leden zelf twee volkómen verschillende clubs. Maar dat terzijde.

Zoals het een zichzelf respecterende identiteitsvormende puber-clan betreft houden de leden van deze clubs er een eigen jargon op na, met voor buitenstaanders ondoorgrondelijke afkortingen, verbasteringen en terminologie. Eén van de meest bijzondere woorden uit dat jargon is het gebruik van ‘tijger’ voor ‘latrine’ (tegenwoordig ook wel als algemene aanduiding voor toiletvoorziening). Die term dateert van eind jaren 1930, toen de NJN een aantal jaren een afdeling op Java (toen nog Nederlands Indië) had.

Zoals gebruikelijk in die jaren, werd er bij het kamperen eenvoudigweg een groot, diep gat in de grond gegraven om als latrine dienst te doen. Dat deed kennelijk denken aan een val om een tijger te vangen (al neem ik aan dat die nog wel een stukje groter en dieper waren). Zo kwam de term ‘tijgerval’ in zwang. Die term werd meegenomen naar Nederland en al snel viel het ‘val’ eraf. En zo noemen we het 90 jaar later dus nog steeds een tijger. Vandaar. Een tijger in de schapenstal. Maar wel een hele lieve.

Zaagseltoilet

In de oude stal, die we vorig jaar hebben afgebroken, hadden we een zaagseltoilet. Dat was het allereerste klusproject toen we hier kwamen en alle zooi moesten opruimen. Tenslotte kan je thee en koffie meenemen, maar op zeker moment moet het water er ook weer uit. En daar was destijds geen voorziening voor.

Hoewel het dus begon als noodoplossing, was het zaagseltoilet eigenlijk wel bijzonder handig. Het bood, gedurende de vijf jaar dat we in de stacaravan woonden, een stuk meer privacy dan de wc in de piepkleine caravanbadkamer. En als je buiten bezig was kon je er even snel langs gaan, zonder je modderlaarzen uit te hoeven doen. Bovendien voelde het heel erg goed, om (A) vogeltjes te horen terwijl je deed wat je moest doen en (B) te weten dat je geen drinkwater verspilde aan het wegspoelen van fecaliën.

Dus we wilden weer een nieuw zaagseltoilet! Alleen dan een stukje verzorgder, zodat je er nog wat meer ontspannen zou kunnen doen waarvoor je gekomen was.

Joris heeft de wanden en het plafond geïsoleerd met stukjes houtvezelplaat die van het dak overgebleven waren. En daarna alles netjes bekleed met kraaldelen.

Op Marktplaats vond ik – hier vlak in de buurt – een deur van de goede afmetingen, en ook nog in keurige staat. Dat scheelt veel werk ten opzichte van het zelf maken. Alleen.. een zaagseltoilet hoort natuurlijk eigenlijk een hartje in de deur te hebben. En daar leende deze deur zich niet erg voor.

Maud bood aan om dan maar een glas in lood raampje met een hartje te maken. En als Maud dat doet, dan wordt het héél mooi.

Om het toilet nog iets toegankelijker te maken voor kritische doelgroepen, zoals elfjarige meisjes (mijn nichtjes noemden de vorige versie standaard ‘de spinnen-wc’), heb ik de kraaldelen roze geschilderd met milieuvriendelijke verf van Copperant. Ergens geeft dat een heel klassiek Franse ‘vibe’.

(Hoewel mijn eerste herinneringen aan Franse toiletten de hurktoiletten betreffen, die je in de jaren ’70 nog op Franse campings had, en waarin zomaar een kinderschoentje kon wegspoelen…)

Netjes kitten en plamuren, zodat het er echt beschaafd uitziet… De verf van Copperant is echt heel fijne verf. Eén laag grondverf (en nog wat over de plamuur heen) en één laag lak waren voldoende dekkend.

Ook van buiten moet het mooi zijn. Ik kon alleen nergens onbespoten hanggeraniums (‘Oostenrijkers’) krijgen. Dan toch maar twee van het tuincentrum, en de komende jaren zelf stekken overhouden.

Nu nog even een horizontaal vloertje van kalkbeton erin en een mooi lampetstel op de kop tikken (voor het handen wassen) en dan kan het composttoilet weer in gebruik worden genomen!

Meimaand

Zomaar wat mooie plaatjes van hoe mooi alles eruit ziet, ’s ochtends als ik de schapen melk en tijdens de mooie zonnige dagen. Die vliegen voorbij, met veel werk: water geven, de tuin verzorgen, de lammeren spenen, twee keer per dag melken en tienduizend andere klussen. Maar er is altijd tijd om te genieten, van de mooie plaatjes bij zonsopkomst, de mist boven de velden, het weelderige lover (nog wel – het moet wel snel gaan regenen!), overal bloesems, kwakende boomkikkers, fluitende vogels, knuffelige schapen en lammetjes – de weelde van de meimaand!

Nu nog een regenbuitje, want daar is alles wel aan toe.

Regen!

Droog, droog droog… het zonnige weer oogde heel vrolijk maar ik werd steeds somberder. Want het gras groeide niet, er kwamen nauwelijks blaadjes aan de bomen, er bloeiden geen pinkster- of paardenbloemen in het weiland en ondanks dagelijks uren gieten kwamen de zaaisels in de moestuin ook nauwelijks op.

Maar de week voor Pasen veranderde het plotseling. Opeens kregen we in enkele dagen tijd 15 mm, en op Paaszondag nog 10 mm. De natuur herademde! In drie dagen tijd verschoot het weiland van grijsgroen naar weelderig aprilgroen, bespikkeld met paarde- en pinksterbloemen, tooiden de struiken zich met blaadjes en opeens hangt overal de heerlijke geur van bloeiende vogelkers. Wat een opluchting!

En in de week na Pasen kregen we nóg een keer 20 mm! Hoera! Nu kunnen we echt even vooruit. De regenwatertanks zijn weer vol en gras en fluitenkruid schieten de grond uit. Hoera, de Mooiste Tijd is weer aangebroken!