Lammetjesregen

Vorig jaar werden de lammetjes direct aan het begin van de mogelijke periode, en vlak na elkaar geboren. Dat was eigenlijk wel heel fijn. Ik hoopte dat ze nu ook een beetje vlot achter elkaar geboren zouden worden. Alleen niet allemaal tegelijk. Daar is de stal namelijk niet op berekend. We kunnen de stal weliswaar opsplitsen in vier kraamhokken, maar dan moeten de overige schapen buiten slapen. Op zich zou dat kunnen (in de nachtkraal uiteraard), tenslotte is het momenteel droog weer, maar dat is wel weer een gedoe. En het is ook best wel koud.

Maar terwijl de tweeling van Mini (intussen noemen we ze ‘de Ieniemini’s’ ) almaar tieriger in de wei rondrende, kwam er verder niets meer. Puck en Pippi werden wel heel rond, vooral Pippi. Die kon amper meer liggen of lopen. En Puck ontwikkelde een enorme uier. Maar lammeren, ho maar.

Op deze foto is het goed te zien. Van links naar rechts: Amanda (die niet is gedekt), Puck met enorm uier en superdikke Pippi.

Nel werd niet dik, en kreeg ook niet echt een dik uier. Maar ze voelde zich duidelijk niet prettig. Dus ik had toch het gevoel dat er iets aan de hand was. Over haar en Pippi ging ik me steeds meer zorgen maken. Regelmatig lag Pippi zo te zuchten en te steunen, dat ik dacht dat de bevalling al begon.

(Vooral wanneer de Ienieminies haar als trampoline gebruikten. Dat vinden ze namelijk enig: heel hard door de wei rennen en dan bovenop de volwassen schapen springen. Dat ziet er enorm grappig uit, al vinden de ontvangende schapen het niks.)

Dus de afgelopen twee weken ben ik nauwelijks van het erf afgeweest en heb ik ze dag en nacht in de gaten gehouden. ’s Nachts kan dat heel makkelijk met de babyfoon-met-camera. Ik hoef er mijn bed niet voor uit. Maar je wordt toch wel erg wakker van zo’n stoot blauw licht in je ogen. En je moet even goed kijken: wie zie ik nu precies wat doen? Niet heel bevorderlijk voor een ongebroken nachtrust. Ik begon het behoorlijk zat te worden.

Op donderdag 13 maart kwam er eindelijk schot in de zaak. Niet Pippi (die intussen het formaat van een tweezitsbank had) maar Puck stond luidkeels te schreeuwen in de wei. Het was een zware bevalling, want ze had een werkelijk enorm ramlam gemaakt (bijna net zo groot als de intussen twee weken oude kleuters van Mini!). Toen die er eenmaal uit was volgde een iets bescheidener ooitje. Gelukkig kwam Saskia helpen om de zwaar gestresste moeder met kinderen naar de stal te transporteren.

En op vrijdag 14 maart had Pippi kennelijk ook door wat de bedoeling was. Helemaal volgens verwachting (maar niet helemaal zonder hulp) produceerde die een drieling uit haar enorme lijf.

Krelis stond nieuwsgierig toe te kijken…

Dus twee kraamhokjes in de stal. Nu bleef er wel weinig stalruimte over voor de andere schapen.

En een paar uur later stond Nel met haar hoef te schrapen! Dat werd een puzzel. Alle kraamdames bij elkaar in de ene helft van de stal, en de andere zes volwassen schapen plus de twee Ieniemini’s in de andere helft? Dat bleek geen goed idee: de kersverse lammetjes van Pippi hadden nog onvoldoende door bij welke moeder ze moesten zijn, en dat zorgde voor veel onrust, zowel bij Puck bij wie de naweeën nog door het lijf trokken, als bij Nel die juist naar de bevalling aan het toewerken was.

Uiteindelijk hebben we Nel maar samen met Puck en haar tweeling in het iets grotere hokje gezet, en Pippi met haar drieling in het iets kleinere. Aan de andere kant van het hek werd het toen wel heel vol, maar er gaan veel makke schapen in een hok.

Maar toen om 23.30 Nel’s bevalling echt inzette werd het wel heel erg krap in het kraamhokje. Gelukkig lag ook dit lammetje goed, maar voor Nel die haar kont niet kon keren in het krappe hokje was het wel een bezoeking.

Enfin, eind goed, al goed. Om half twee lag ik weer in bed. Tot er om 4 uur opnieuw geschreeuw uit de stal klonk. Nel had zich (waarschijnlijk enigszins beneveld door de naweëen) tussen Puck en diens lammeren gepositioneerd. En dat vond Puck natuurlijk helemaal niet goed.

Gelukkig is het mooi weer en kunnen ze na 24-48 uur in het kraamhokje gewoon met de kudde mee de wei in. En gelukkig is nu de lammerij weer achter de rug. Voorjaar!

Extra schuurtje

Joris heeft de afgelopen week druk getimmerd aan wat we het ‘Bruno-hokje’ zijn gaan noemen. Al zal Bruno er alleen in staan in tijden van een overdosis aan lammetjes, als er te weinig ruimte is in de stal. De rest van de tijd kan het gebruikt worden als ziekenboeg, quarantaine-unit mocht ik een keer een nieuw dier aanschaffen, of gewoon voor tuingereedschap.

Verder gaat het gebouwtje een nieuw zaagseltoilet huisvesten en kan de zitmaaier er staan.

En het wordt natuurlijk weer een echt Joris-bouwsel, zeer zorgvuldig uitgevoerd. Met mooie houtconstructies, een degelijk en waterdicht dak en zelfs een dakraam!

De eerste!

Vorig jaar had ik al op 21 februari het eerste lammetje. Bruno was toen op 1 oktober bij de meiden gegaan. Dat is-ie afgelopen oktober weer. En Puck, Mini en Pippi werden mooi rond en ontwikkelden een uier. Van Nel, die ook bij Bruno in de wei heeft gestaan, is minder duidelijk of ze drachtig is. Zij heeft sowieso een goed ontwikkeld uier, na haar vijf eerdere lactaties, en ze weet het altijd goed te verbergen qua omvang.

Als een schaap gelammerd heeft zet ik moeder en kind(eren) altijd 48-72 uur in een apart ‘kraamhokje’. Dan kunnen ze bekomen van het geboren worden, aan elkaar wennen, elkaar op geur en gehoor leren vinden, en kan ik goed in de gaten houden of de lammetjes voldoende drinken.

De stal is wat klein voor de kudde als er ook nog een kraamhokje af gaat. Daarom hebben we weer eens een geïmproviseerd hokje onder de kapschuur gebouwd voor Bruno. De trekker (die daar normaal staat) is tijdelijk uit logeren gestuurd voor een grote beurt. En voor het onwaarschijnlijke (maar niet helemaal onmogelijke) geval dat er een verdwaalde wolf over ons erf zou lopen sluiten we ’s nachts de voorkant van de kapschuur af met een stroomnet.

(Er is een definitief uitbreidingshokje / ziekenboeg / quarantaineunit onder constructie, dat wordt een volgend blogje.)

Ik slaap al weken met mijn telefoon naast me, zodat ik ’s nachts via de babyfoon kan checken of er iets gebeurt in de stal. Maar de dames houden zich helemaal rustig.

Tot 1 maart. Ik fietste even naar een buurvrouw om wat boodschappen op te halen, en zag Mini met een rode bek staan. En twee kleine donkere hoopjes ernaast. Ja hoor, twee mooie meisjes, die netjes door hun moeder werden ontdaan van bloed en slijm. Lente!

Dat was nummer één. Wie volgt?

Bramen trekken

We hebben zowaar een weekje heus winterweer gehad, met vorst en sneeuw. Maar toen sloeg het weer om en werd ineens heel duidelijk dat de lente in aantocht is! En laat dat nu hét moment zijn, om iets te doen aan overtollige opslag van bramen.

Die groeien hier overal waar je ze niet weghaalt. En bramen zijn heus een heel nuttige soort. Al is het maar omdat ze zo geliefd zijn bij de boomkikkers. Maar je kunt ook teveel van het goede hebben.

De bramen maken uitlopers, die stiekem door het gras meters het weiland in kruipen. Tot ze worden afgemaaid als we hooi winnen. De afgemaaide top gaat dan vertakken, groeit nog een beetje verder, en als de dagen eenmaal korter worden maken alle vertakkingen wortels aan, en ontstaat er een nieuwe kluit. Vanwaaruit in de lente nieuwe uitlopers komen.

Andere uitlopers gaan de lucht in, en vinden steun in de takken van het hazelaarsbosje. Met dat extra steuntje in de rug kunnen ze in één seizoen meters ver komen, tot ze de grond weer raken. En daar nieuwe wortels maken. Etcetera. Zo ontstaan er bramenkoepels, die zich het afgelopen (natte) jaar enorm hebben uitgebreid.

Omdat ik een hazelaarsbosje wil met een ondergroei van bosanemonen en boshyacinth, en niet van braam, en graag een weiland wil met gras, en niet met braam, moet ik dus af en toe ingrijpen.

Dus ben ik al dagen bramen aan het uitsteken, en met wortel en al aan het uittrekken. In deze tijd van het jaar gaat dat heel goed, vooral waar de grond goed nat is. Op de hogere stukken is het vaak een heel gepulk om de wortelkluiten met groeipunten er in hun geheel uit te krijgen. Gelukkig is het nog niet al te warm; vanzelfsprekend is dit een klusje wat je goed ingepakt in een stevige overall wilt doen.

Na een aantal dagen werk zijn mijn onderarmen desondanks aan flarden, dreigt mijn rug in staking te gaan en liggen er overal langs het pad grote hopen bramen. Die moeten nu eerst maar een beetje uitdrogen, zodat ik ze daarna veilig in een takkenril kan verwerken, zonder dat ze van daaruit weer nieuwe bramenkoepels gaan aanmaken.

En zonder de bramen zijn de opkomende narcissen langs de oude lijn van het pad (dat liep veel dichter tegen het hazelaarsbosje aan dan het huidig pad) ook weer goed te zien. Jaaaaa, het wordt voorjaar! Laat de lammetjes maar komen!

Nóg een schuurtje

Als je eenmaal begint met bouwen is het moeilijk stoppen. We komen nog net een beetje schuurruimte tekort. In de vorige stal hadden we ook het zaagseltoilet ondergebracht. Sinds we die stal hebben afgebroken hebben we geen zaagseltoilet meer, en dat mis ik eigenlijk best wel. Het was altijd wel handig om, als je in de tuin bezig was, daar even met je vuile laarzen en kleren naar binnen te banjeren voor een snelle ‘boodschap’. Bovendien is het natuurlijk sowieso fijn om een uitwijkmogelijkheid te hebben, we hebben tenslotte (bewust) maar één wc binnen.

Verder is de stal eigenlijk net een beetje te klein. Ook dat is bewust, we hebben namelijk eigenlijk twee schapen meer dan ik eigenlijk zou willen. Het plan was zes ooien, die dan om het jaar gedekt worden, dus drie per jaar. Dat zou voldoende moeten zijn voor onze melk- en kaasbehoefte. Maar twee jaar geleden heb ik, tegen de plannen in, Puck van Babette en Mini van Nel aangehouden. Nu zijn het er acht, plus Bruno de dekram en Krelis de hamel. Binnenkort zijn de lammetjes weer in aantocht en dan wordt de stal eigenlijk te klein. Daarom is een extra hokje waar Bruno in kan, of een kraammoeder met lammetjes, of eventueel als ziekenboeg, ook wel handig.

En tenslotte hebben we een plek nodig voor de zitmaaier. Die staat nu in wat we de ‘zuidschuur’ noemen, het laatst overgebleven en meest bouwvallige van alle bouwvallige bouwwerken die we hier hebben aangetroffen. Eigenlijk zouden we de zuidschuur al lang helemaal willen weghalen, maar momenteel staat en ligt er nog van alles onder. Heel veel hout wat we nog kunnen gebruiken om (houthokken etc) te bouwen. Maar ook de maaier en de hooischudder. En de platte kar moet eigenlijk ook ’s winters ergens onder staan.

Na heel veel puzzelen – wat komt waar?- hebben we besloten dat de zitmaaier in een schuur op het erf komt, samen met het composttoilet en het extra schapenhokje. Volgend jaar gaan we de ‘zuidschuur’ vervangen, daar komt dan een half zo grote carport (de Nieuwe Zuidschuur’) voor in de plaats, voor de platte kar, de hooischudder en nog wat klein spul.

Nu eerst dus het schuurtje op het erf. We besloten tot een verkleinde versie van de stal-kapschuur, waar dan nog wateropslag achter komt te staan. Dit keer vond Joris het wel leuk om zelf eens de draagconstructie te maken, in plaats van die bij fa Oude Hengel te bestellen.

Veel werk weer, maar het krijgt al aardig vorm.