Hulst

We willen deze winter heel veel bomen planten, maar er zullen ook enkele bomen gekapt moeten worden. De eerste is de hulstboom, die links van het huis staat (intussen: stond). Op zich een heel mooi exemplaar: gladrandig, dus zonder die akelige stekels, en met mooie bessen. Maar hij (of eigenlijk dus: zij, want alleen vrouwelijke exemplaren dragen bessen)  stond heel dicht op de Jonge Eik (alle prominente eiken op ons terrein hebben een naam) en was al aardig door de kruin heen gegroeid. Bovendien stond ze ten zuiden van het huis, dus ook ten zuiden van het nieuwe huis. En zo’n uitgegroeide hulst neemt héél veel zon weg. Zon die wij graag als passieve energie willen opvangen. Als ze nou aan de andere kant van het huis had gestaan had ik haar graag behouden, maar nu we moesten kiezen tussen de eik+zonlicht in huis en de hulst kozen we zonder twijfel voor het eerste.

Het was nog best spannend, want ze viel in de moestuin en daar ben ik al een eind op gang met het maken van bedden en een hek. Maar het is ons gelukt om de boom niet te laten vallen op het kippenhok, het hek, onszelf, de poort, de poezen, de kippen of de eenden (die natuurlijk allemaal hun best deden om erg in de weg te lopen).

De stam willen we een tweede leven gunnen ergens in ons nieuwe huis. Hulsthout schijnt super hard en vast te zijn, dus we vinden er vast een toepassing voor. De dikkere takken zal ik ook bewaren om nog  eens als timmer- of draaihout te gebruiken. En het fijne spul? Over twee maanden zou het heel geschikt zijn als kerstversiering (en volgens deze website werden in vroeger tijden aan hulsttakken ook allerlei magische eigenschappen toegedicht) maar ik weet niet of het dan nog goed is. Dus waarschijnlijk wordt dat toch ook versnipperd voor de moestuinbedden.

Orkaan doorstaan

De vorige storm viel me alleszins mee. Maar de vraag was: hoe gaat het huis zich houden bij een noordwesterstorm? En zie: ik word op mijn wenken bediend, met een noordwesterstorm, opnieuw lekker compact, een halve dag lang en overdag, zodat ik goed in de gaten kon houden hoe het ging.

Het was inderdaad een stuk heftiger dan de zuidwester. De pannen rinkelden alarmerend op het dak. Maar ze bleven wel liggen! Ook de plastic zeiltjes die een deel van ons dak vervangen zijn niet gescheurd. En voor zover ik heb kunnen zien geen serieuze schade aan bomen. Enkel één (1!) afgewaaide pan van de half afgebroken ‘westschuur’. En dat terwijl de  windvlagen het af en toe moeilijk maakten om staande te blijven. Kortom: alleszins tevreden.

Komende winter gaan we hopelijk, met hulp van Landschapsbeheer Friesland, het ‘windgat’ aan de westkant dichtplanten. Het zal wel een paar jaar duren voor de boompjes hoog genoeg zijn om voor serieuze beschutting te zorgen. Maar tot die tijd is het een geruststellend idee dat we een echte noordwesterstorm blijkbaar ook heelhuids kunnen doorstaan.

Het enige puntje van aandacht is dat Joris níet thuis was. Die moest naar een conferentie in Berlijn. En laat de storm in Berlijn nu zijn aangewakkerd tot orkaansterkte. Zodat hij vanmorgen tevergeefs op het station stond voor de terugreis: alle treinverkeer van en naar Berlijn ligt plat. We hopen maar dat de Deutsche Bahn dat op tüchtiger Weise aanpakt.

Oogst

Ik schreef al eerder over de courgette- en pompoenplanten die ik zonder al teveel omhaal op een hoop stof en hooi had gepoot, met wat oude varkensmest als krachtvoer en verder niet al teveel verzorging.De courgetteplanten leverden meer dan voldoende courgettes op (hoewel ik één plant halverwege het seizoen onbedoeld onthoofdde toen ik een vrucht wilde oogsten). De patissons deden het vooral in juli en augustus dapper,  september was echt te nat voor deze zuiderlingen.

Maar de pompoenen ‘Warty Hubbard’ en ‘Pink Banana Jumbo’ vonden het geweldig. Ik was al zeer onder de indruk van de formaten die deze snelle groeiers konden bereiken in mijn Amersfoortse achtertuin. In 2015 heb ik ze geteeld op goedbemeste leemgrond bij een bevriende kweker – toen werden het echte joekels. Maar tot mijn verbazing doen stof en hooi (en een beetje varkensmest) daar blijkbaar niet voor onder als groeimedium!

Eén zo’n joekel ligt nog te rijpen en ééntje hebben we al op. Van de rest kunnen we tot april pompoen eten. De vraag is alleen: waar bewaar ik ze? In het vorige huis had ik een onverwarmde maar vorstvrije kamer boven, zónder muizen.  Maar nu…

Kachel!

Met zoveel hout van eigen land willen we natuurlijk in het nieuwe huis geen combiketel op gas meer ophangen. Sowieso hè, wie koopt er nog een gas cv? Dat is zóóó 2016!

In het nieuwe huis komt een hyperefficiënte massakachel met rocket-batch-box technologie, waarmee je met één mandje hout je hele huis 24 uur verwarmt. (Meer over verschillende soorten kachels kan je vinden op dit blog. Evelien komt tot dezelfde conclusie als wij). En het nieuwe huis wordt natuurlijk ook supergoed geïsoleerd. Dat is leuk en aardig, maar intussen moeten we komende winter nog even door in het oude huisje. Dat bestaat uit halfsteens muurtjes met een asbestplaat er tegenaan en dubbelglasramen waar je ook aan de buitenkant van het kozijn langs naar buiten kunt kijken.

Zo stond het kacheltje in de huiskamer op de dag van de overdracht, 11 april

De oude mijnheer had een houtkacheltje. Een best wel chique kachel, trouwens: een Intrepid II van Vermont Castings. Toen ik even ging googelen bleek het de Rolls Royce onder de kachels te zijn. Helaas was dit exemplaar niet zo goed behandeld. De buurvrouw had al gezegd dat als de oude mijnheer stookte de kamer blauw stond en het zelfs bij hen (100 m verderop) stonk. Geen wonder, want de kachel zat helemaal vol met as  en halfverkoolde sap-pakken en was van binnen voorzien van een dikke laag teer, terwijl ongeveer de helft van het kachelkoord ontbrak. Toen ik de kachel had leeggehaald bleken ook de stookstenen te ontbreken en de achterkant gescheurd te zijn doordat hij te heet gestookt was. “Niets meer mee te doen”, was het vonnis van de kachel-reviseur.

En dit zat er in…
Van buiten ziet het er nog redelijk uit maar het binnenwerk is helemaal stuk gestookt

Om even een massakachel te bouwen voor één winter gaat ons te ver. Dus hebben we een nieuw kacheltje aangeschaft. Een mooi klein gietijzeren Noors kacheltje (voor de kenners: de ‘Orion’ van Nordpeis). En de oude kachelpijp (die óók was voorzien van een centimeters dikke teerlaag, en die trouwens sowieso te smal was voor hedendaagse standaarden) vervangen door een nieuwe dubbelwandige flexibele pijp. Dat was trouwens wel even een gedoe, want de oude pijp was vastgezet in 15 cm dik, keihard gewapend beton. Geweldig, om daar liggend op je rug een gat in te proberen te boren. In dit geval liet ik de afdeling ‘steen en beton’ met liefde aan Joris over 🙂

schouw met oude kachelpijp
beetje creosootaanslag…

Kachel is één, hout is twee. Onze houtvoorraad is met het huis in Amersfoort verkocht. Sloophout is er in overvloed, maar het meeste is geverfd of behandeld en dat stoken we natuurlijk niet. En heel veel zit ook zó vol met spijkers dat je het bijna als oud ijzer kan inleveren. En dat zagen we liever niet. Maar er is De Abeel.

In het Staatsbosbeheer-bosje stond langs onze ‘oprit’ een abeel (soort populier) waar ooit de kruin was uitgewaaid en die nu op halfzeven hing. We vonden dat een risico, want als hij ooit zou omwaaien zouden wij ons land niet meer op of af kunnen. Dus Staatsberenbos gebeld. Niets meer van gehoord, tot op een ochtend er opeens een joekel van een hoogwerker stond. In no time hadden de mannen de hele kruin eruitgezaagd. “Mogen wij het dikkere hout?” vroeg ik. Dat mocht.

 

Dus Joris heeft een weekend staan zagen. Nu moet ik nog kloven en opstapelen. Van hout word je drie keer warm zeggen ze.

De katten zijn het in elk geval al helemaal eens met de aanschaf van de kachel.

 

 

 

Het Pad

Het is een poosje stil gewest op het blog. Niet dat er niets te doen was.

Afgelopen week stond – onder andere – in het teken van Het Pad. En het gebrek daaraan. Want nadat op 8 september (de natste vrijdag van de eeuw, of zoiets) het pad door de asbestmannen aan gort was gereden kon ik dus echt niet meer het terrein op of af met de bus. Want die stond bij het erf. Achter 300 meter bagger-pad. En het weiland was ook veel te nat en te zacht om door te rijden.

Joris was die dag natuurlijk naar zijn werk. Dus zijn auto stond bij de Ratellaan. Tien dagen moest hij, als hij ’s ochtends naar zijn werk vertrok (om 06.00) eerst in het stikkedonker (en de regen) over 250 m kletsnat weiland (waar het gras alweer kniehoog begon te worden) lopen. En dan de laarzen verwisselen voor droge schoenen…

’s Avonds in het donker met de fiets thuiskomen was trouwens ook een belevenis. Ik heb – heel ouderwets- een fietslamp op een dynamo. Gaat prima zolang je kunt doorrijden. Maar als je moet afremmen vanwege baggerpad, gaat je licht ook uit. En voor de goede orde: het is hier Serieus Donker. Geen straatlantaarn te bekennen. Ook geen lichtvervuiling dus, nog nooit zulke mooie sterrenhemels gezien. Maar intussen weet je niet wáár de voet in landt die je uitsteekt om je evenwicht te bewaren op die remmende fiets.

De kliko buiten zetten was trouwens ook een feest. En ga zo maar door.

We hadden nu dus besloten dat de loonwerker het hele pad maar moest verharden. En daarbij meteen de loop van het pad iets verleggen. Het pad liep namelijk wat eigenaardig: als je vanaf de Ratellaan kwam liep het eerste stukje links van (onze) houtwal, dan maakte het een slingertje, en dan ging het rechts van de houtwal verder. Waarom niet direct op eigen grond?

Dat wordt duidelijk als je de oude kaarten bekijkt (www.topotijdreis.nl). Oorspronkelijk lag er ook een boerderijtje op het perceel ten zuiden van het onze (‘De Bult’). Dus het pad liep eerst langs die boerderij (met een aftakkinkje), er liep een schelpenpaadje naar het boerderijtje op ‘De Hoogte’ en vandaar liep het pad verder naar onze boerderij. (De boerderijtjes op ‘De Bult’ en ‘De Hoogte’ zijn met de ruilverkaveling verdwenen, net als heel veel andere boerderijtjes.)

Maar in de huidige situatie was het niet logisch. En niet handig. Want het groot materieel dat wij over de vloer krijgen moet noodgedwongen wat afstand houden van de houtwal, al is het maar vanwege de hoogte. En daardoor schoven de bandensporen steeds verder het malse weiland van de buurman in. Vonden we geen goed idee.

Dus ik heb een dagje Rijkswaterstaat gespeeld en bedacht hoe de nieuwe loop van het pad moest komen. Daarvoor was ook wat snoeiwerk van de houtwal nodig, trouwens, want die was aan de binnenkant helemaal lekker uitgegroeid.

 

Daarna was het wachten op beter weer en op tijd in de agenda van de loonwerker. In de tussentijd heb ik de gesnoeide takken verhakseld tot mooi mulchmateriaal om straks de moestuinbedden mee aan te leggen.

Op 19 september kon de loonwerker beginnen. Ze hebben er twee dagen over gedaan, maar nu is er weer een pad! Wat heet pad, het voelt als een snelweg! Wat een luxe om met droge voeten naar de brievenbus te kunnen! (Hoewel ze het dit keer minder netjes hebben gedaan dan de eerste keer, het ligt nog wat hobbelig en er ligt nu wel een èrg brede strook zwarte grond langs. Maar de voorman heeft me bezworen dat er nog iemand komt om het netjes af te werken…)