Zomerlammetje

Afgelopen week viel mij ineens op, dat Babette een uier begon te ontwikkelen. Het zou toch niet…?

Schapen worden bronstig in de herfst, bij afnemende daglengte. Ik heb vorig jaar Arie pas op 8 december bij de dames gezet. Dat was dus knap laat, twee weken voor de kortste dag. Maar Nel kreeg keurig vijf maanden later lammetjes. Babette niet.

Omdat ik hoopte dat Arie meteen had gedaan wat-ie moest doen had ik ze gezellig bij elkaar laten lopen tot begin juni.En blijkbaar heeft hij dan begin maart toch nog een stoeipartijtje met Babette gehad. Want die begon er ineens indrukwekkend drachtig uit te zien.

En ja hoor. Vanmorgen vóór het ontbijt nog niets – en toen ik na het ontbijt terug kwam om nog even te controleren was er een lammetje. Weer een ooitje. Bij dat ene lammetje bleef het ook.

Het is een mooi sterk meisje, dat binnen een kwartier al in de benen was en op zoek ging naar de speen. Babette heeft haar keurig schoongelikt, maar aan het laten drinken moet ze nog even wennen.

Dit lost in ieder geval één puzzeltje op: ik vroeg me af hoe ik het straks moet doen met het jonge ooitje van Nel. Want de grote ooien wilde ik in november weer bij Arie zetten, maar het is niet de bedoeling dat Arie dan meteen ook zijn dochter dekt. Dus dan zou dat jonge ooitje in haar eentje in een wei staan. (Haar broertje zal tegen die tijd ‘op skivakantie’ gaan – naar de vriezer dus. Tenzij iemand nog een dekrammetje wil. Iemand?) En een schaap alleen, dat is niks. Het zijn kuddedieren. Eigenlijk is het ook waanzin om schapen te houden in zulke kleine aantallen.

Maar dat is nu geregeld: het jonge ooitje kan Babette en haar kind straks mooi gezelschap houden, terwijl moeder Nel (hopelijk) een herfstromance met Arie beleeft. En daarna moet Arie op skivakantie – of naar een ander adres als dekram. Want herfst 2020 zijn zijn twee dochters aan de beurt. Maar zover is het nog niet.

Vooralsnog is het weer even opletten of ze voldoende te drinken krijgt. Ik ben dus weer met flesjes in de weer. In ieder geval is een warmtelamp niet nodig bij een augustuslammetje!

 

 

Waterballet

Vorig jaar hebben we om verschillende redenen de werkplaats gebouwd:

  • om een droge plek te hebben voor gereedschap en opslag;
  • om een droge en goed geïsoleerde werkplaats en kantoor te hebben;
  • als proefproject voor het bouwen van het huis.

Dat laatste is belangrijk, dat bleek vanmorgen maar weer.

Gisteren heeft Joris iets veranderd aan de waterleiding in de werkplaats. En vanmorgen stond de halve vloer blank. Het bleek dat in een bepaald koppelstuk een rubber ring ontbrak.

Joris kwam er achter toen hij om 05.30 wilde wegrijden. Dus wij lagen voor dag en dauw op onze knieën het water op te dweilen van een modderige  werkplaatsvloer die vol zaagsel lag.

Nu, na een paar uur, is de vloer redelijk opgedroogd. Maar in de tijd dat het water op de vloer heeft gestaan is het wel in de wanden getrokken, van leem en houtvezelplaat en mogelijk ook in het hout en de vlaswol daarachter. Dat gaat wel even duren voor die droog zijn.

Leermomentje: ik twijfelde nog over de vloerafwerking in het nieuwe huis. Hout is mooi en warm, tegels of steen zijn praktisch (zeker met huisdieren en als je in en uit loopt zoals wij). Nu is wat mij betreft het besluit rond: zoveel mogelijk tegels of steen, mèt een plint in hetzelfde materiaal en waterdichte mortel. Ik moet er niet aan denken dat er bij een vergelijkbaar ongelukje water de kalkhennep muren in trekt…

 

Plattegrondpuzzelen

Omdat we een “massieve” fundering maken (dus zonder kruipruimte, echt massief kan je dat schuimbeton natuurlijk niet noemen) moet daarin ook al een deel van de installaties gelegd. Riolering en waterleiding moet namelijk 1 m onder maaiveld de woning uitkomen (en het is wat lastig om dat achteraf dwars door een laag gewapend beton heen te leggen). We hadden de hoop dat je in de bovenste laag schuimbeton nog wel wat kon schuiven met leidingen. Maar de installateur drukte ons op het hart dat we de riolering (met name voor de toiletten) meteen op de juiste plek moeten aanleggen. Dat betekent dus, dat we de plattegrond nu meteen helemaal precies moeten uitwerken. Daar zaten nog wat zaken in “die we wel precies zouden bepalen in het werk”.

In de tekeningen van de architect  bleken namelijk wat fouten te zitten, waardoor de gebintconstructie helemaal niet mogelijk was. (Dat is dus niet opgemerkt door de constructeur en ook niet door de gemeente!) Joris heeft de afgelopen maanden vele sessies gehad met de gebintbouwer hoe we dat gingen oplossen. En daarbij bleek dan dat er net een gebintpaal in de keuken kwam te staan op de enige plaats waar de koelkast zou passen, waardoor de koelkast voor het keukenraam zou schuiven. Of middenin de deuropening tussen keuken en bijkeuken, tenzij je die deuropening zou verplaatsen, maar dan zou de antieke kast niet meer passen en er ook geen plek meer zijn voor de meterkast. Kortom, een hele puzzel.

Intussen was ik toch maar eens de meubels op schaal in de plattegrond gaan tekenen. En daarbij bleek dat er helemaal geen handige indeling mogelijk was voor de woonkamer. Ofwel de meubels stonden vóór het raam, ofwel de piano of boekenkast paste helemaal nergens, ofwel de looplijn van hal naar keuken liep dwars door de zithoek heen, wat niet comfortabel voelt. En van ons oorspronkelijke idee dat er vanuit zowel woonkamer als woonkeuken mooie zichtlijnen over het landgoed zouden lopen is al helemaal weinig overgebleven. En in de slaapkamer kon je nauwelijks aan de voeteneind-kant van het bed langs lopen, terwijl dat een doorlooproute is.

Dus zijn we toch weer gaan schuiven: de wc de badkamer in, waardoor de woonkamerdeur verplaatst kan worden en de looplijn niet meer dwars door de zithoek hoeft. Dat maakt de woonkamer een heel stuk benutbaarder maar  de douche moet een andere plaats krijgen. Logisch is in de nis naast de wc, deels onder de trap. Maar het is de vraag of het dan nog lukt met een rechte trap. Mogelijk moet er toch een kwartronde trap in (minder ruimtebeslag in de hal), anders komt ofwel de trap vóór de slaapkamerdeur ofwel moet je door je knieën om te douchen. Bovendien stoot je je knieën aan het bad als je de badkamer in komt.  Dat is op te lossen door de muur van de woonkamer en de keuken niet in één lijn te zetten, zodat de badkamer iets groter wordt (ten koste van de keuken). Doordat de hal nu langer is, kan hij ook iets smaller worden  (de kapstok komt dan onder de trap), waardoor de slaapkamer een paar dm meer ruimte krijgt. Etcetera.

Bij dat alles moet je ook met de kleinste details rekening houden: bijvoorbeeld de manier waarop de ramen in de muur geplaatst worden, de vensterbanken en plek voor gordijnen. In ons vorige huis hadden we met het laatste onvoldoende rekening gehouden, waardoor er aan één kant van het slaapkamerraam geen plek was voor een gordijn. Erg irritant. En in de werkplaats hebben we van oude vloerplanken mooi afgeronde vensterbanken gemaakt, iets breder dan de ramen. Dat oogt prachtig en willen we dus in het huis ook. Maar je moet er wel rekening mee houden dat er dan geen kast vlak naast het raam past. Zeker niet als je de muur vanaf het kozijn iets wilt laten teruglopen voor extra lichtinval.

Onze vensterbanken in de werkplaats. In de woonkamer willen we ze nog iets dieper, en de zijkanten van de muur iets wijder laten uitlopen naar binnen toe (in het Engels heet zoiets een ‘splayed window’ maar ik weet niet hoe het in het Nederlands heet)
op de plattegrond leek dit kastje makkelijk in de hoek te passen…
… maar niet als je de vensterbank breder maakt dan het raam!

Gelukkig heeft Joris inmiddels Sketchup aardig in de vingers en daarmee kunnen we alles tot op de cm nauwkeurig tekenen, inclusief hoe steil de trap wordt en waar de belangrijkste balken van de constructie lopen. En dat alles om precies te weten wáár we een rioolbuis naar boven laten komen. Alles hangt met elkaar samen…

 

Het Grote Gat

En donderdag was het zover: het Grote Gat voor de fundering kon worden uitgegraven. We hebben uiteindelijk gekozen voor een fundering met schuimbeton. Dat is een superlicht soort beton, een soort kunstmatig puimsteen. Omdat het zo licht is, zakt het niet naar beneden maar geeft het juist een opwaartse druk.  En het isoleert ook nog eens heel erg goed.

Om het gewicht van het huis goed te verdelen over deze laag komt daar bovenop een laag gewapend beton van 13 cm dik, met extra wapening op de plekken waar de dragers van het gebint staan. Dáároverheen komt dan aan de binnenkant van het huis wéér 30 cm schuimbeton en daarop een cementdekvloer. Die laatste twee lagen brengen we pas aan het eind van de bouw aan.

Het schuimbeton moet van de constructeur overal een halve meter buiten de contour van het huis uitsteken.  Er moest dus een gat gegraven tot een diepte van 50 cm onder het niveau van de kelderwanden en 19 x 11 m. Dat is véél grond. Een deel daarvan hebben we gebruikt om op twee plekken de toegang tot het weiland dat we verpachten te verbeteren.

Aan de ene kant, bij de bocht in het pad, hebben we een ingang naar het weiland gemaakt. Die was er waarschijnlijk oorspronkelijk ook, maar daar was al heel lang niets meer van te zien.  Het was toen we hier in 2017 kwamen één groot brandnetel-braambos, waarin  een oude jeep en één of ander landbouwwerktuig stonden  te roesten. Waarschijnlijk is er ook huisafval gestort in het verleden; ik vond er stukjes metaal, plastic en glas.

Na verwijdering van rommel, bramen en brandnetel was het in 2017 al een stuk gefatsoeneerd. Tijdens de afgelopen hete dagen hebben de schapen er gestaan (lekker in de schaduw) en  het gras en jonge boompjes kort gemaakt. Jammer genoeg moest ook de mooi breed uitgegroeide hazelaar gekortwiekt worden. Zonde maar helaas noodzakelijk. In de winter zagen we de overige takken ook kort af, dan kan hij weer gelijkmatig uitlopen.

En toen kon er 12 m3 grond op. Nu kan onze boer van hieraf het weiland op komen als hij moet maaien en hoeft hij niet helemaal over ons erf. Dat is wel prettig. Het moet wel weer een beetje groen worden…

Aan de andere kant van het ‘landgoed’ waren de twee stukken grond die de boer pacht met een smal dammetje over de sloot met elkaar verbonden. Tè smal: het was zelfs met ons kleine trekkertje heel eng om overheen te rijden, laat staan met een maaier. Dus die kon nu ook mooi verbreed en verhoogd worden met een deel van de grond.

De overige grond ligt op een bult. Over een paar jaar kunnen we die weer gebruiken om rond het huis aan te heuvelen en het erf wat op te hogen.

Rondom de kelder moest de losse grond weer laagje voor laagje aangetrild worden met een trilapparaat.

En aan het eind van de dag lag Het Grote Gat er. Met interessante grondsporen (tja, een beetje archeoloog blijf je altijd)  waar in het verleden allerlei sleuven en sloten, gaten en kuilen zijn geweest. Eén (afval) kuil leverde zowaar een vondst op: het deksel van een blikje (!) tandpasta…

 

 

 

 

Kelderwanden

De bouw heeft een paar weken stil gelegen omdat we bij nader inzien hadden besloten de bekisting voor de kelderwanden toch niet zelf te maken. Die wanden moeten 25 cm dik zijn en ze zijn ruim 2 m hoog. Dat is Heel Veel, Heel Zwaar beton. De bekisting moet dus enorm sterk zijn.

“Dat gaat nooit goed, als je het zelf doet”, zei de aannemer. En daarin moesten we hem eigenlijk wel gelijk geven: onze ervaring met beton storten is ook dat je altijd een bekisting maakt waarvan je denkt “die is zó sterk, dat kán niet meer mis gaan”, en dan zakt hij toch in.

Dus hebben we een lokale firma ingeschakeld die gespecialiseerd is in kelders bouwen. Meestal grote mestkelders onder stallen  van 3000 m2, dus onze kelder is voor hen maar een mini-projectje. Maar we moesten een paar weken wachten tot het materiaal vrij was.

Vrijdag werden de schotten gebracht. De chauffeur keek een beetje moeizaam, toen hij het pad kwam bekijken. Maar vervolgens reed hij eenvoudig achteruit het pad over, met de loodzware truck die hoog was opgeladen met stalen schotten.   Dat was helemaal niet nodig; hij kon best keren bij het erf…

 

Joris heeft de afgelopen weekends benut om het betonijzer voor de wanden alvast te vlechten. Helaas bleek, dat de staken betonijzer bovenaan de wanden er nog niet aan vast hadden gehoeven. Die staken worden later omgebogen en weer vastgemaakt aan de wapening van de betonvloer. Zo hangt de kelder goed stevig vast aan de vloer. Maar het bleek dat tijdens het plaatsen van de bekisting deze staken nog te veel in de weg zouden zitten. “Wij steken ze er gewoon na het storten in” zeiden de mannen.

Bert met de kraanmachine was er ook om de schotten op hun plek te hijsen. Joris hielp mee met het plaatsen, onder het motto “als een bouwvakker het kan leren dan kan ik het ook”.

 

Mede door die extra man (natuurlijk 😉 ) ging het zó snel, dat eigenlijk maandagmiddag het beton al gestort had kunnen worden. Maar helaas was er nergens beton te krijgen op dat moment; alle betonauto’s waren al op pad. Dus kon dat pas dinsdag om 10 uur gebeuren.  Daar heb ik geen foto’s van, want ik was met Aska naar schapendrijftraining. Toen ik terug kwam was het beton juist aan het uitharden en moesten we als een razende snel de staken er langs de bovenkant in steken.

Woensdagochtend konden de schotten worden gelost en kwam de kelder te voorschijn!

Op de foto hierboven moet Bert een beetje extra graafwerk doen. De kurkdroge grond van het gat was ingestort… Gelukkig pas nadat de schotten geplaatst waren. Maar omdat ze vastgeschroefd zitten moest het wel worden uitgegraven.