Kaas 2

Van sommige mensen kreeg ik de reactie dat ze het veel leuker vinden om over kaas maken te lezen dan over de bouw.  Dus speciaal voor die lezers een blogje over de kaas. De afgelopen weken gaven de schapen namelijk slóten met melk. En dè manier om melk te conserveren is kaas maken. Maar per keer kan ik maar 5 liter verwerken. Dat worden twee kaasjes van een pond. Eén van een kilo zou ook kunnen, maar daar heb ik geen vorm voor.

(Van Dorien en Jaap mocht ik wel een grotere kaasvorm lenen. Maar die was zo groot dat ik eigenlijk wel 15 liter tegelijk moest verwerken. Ik had 12 liter gebruikt (meer kon ik niet opsparen, de vriezer was vol). Was al een heel gedoe, ik moest er ook een grotere (weck)pan voor lenen. En die paste niet in de gootsteen. Dus werd de keukentafel ook bij de kaasmaakruimte betrokken. Alles kwam vol te staan en stond in de weg. En overal wei over de vloer. En uiteindelijk had ik toch onvoldoende wrongel om de kaas goed te kunnen persen. Of het wat geworden is? Dat weten we over twee weken. Voorlopig houd ik me even bij twee pondskaasjes per keer.)

Dat worden dan ‘Goudse’ kaasjes. Daarnaast heb ik ook al geëxperimenteerd met verse kaas (naturel en met kruiden), Roquefort (mag niet zo heten omdat het niet in Roquefort gemaakt is. Nou ja, Hoevefort dan) en Halloumi (een Cypriotische kaas die niet smelt bij verhitting en die je daardoor ook goed kunt bakken – mmm). Maar de basis is voor mij ‘Goudse’. Wat wij Nederlanders ‘gewone’ kaas noemen. Zo gewoon is het niet. Goudse kaas is een kwalitatief prachtig product. Om dat te bereiken moet je wel wat doen. Vooral als je improviseert in een stacaravankeukentje.

Om te beginnen moet alles brandschoon zijn. Alle gereedschap, je handen, je armen, je werkvlak en natuurlijk de melk. Ik melk twee keer per dag in een maatbeker. Na het melken was ik die af met een speciale afwasborstel en heet water en afwasmiddel. Ik spoel hem na met kokend water en laat hem zonder af te drogen (want wie weet wat er allemaal aan een theedoek zit?!) omgekeerd drogen op een ontsmet rvs blaadje. Net als de emmertjes en potjes  waarin ik de melk meeneem, het zeefje waardoor ik de melk zeef  en de diepvriesdozen waarin ik de melk invries om op te sparen.

Invriezen gaat erg goed bij schapenmelk. Dat komt doordat het erg vette melk is en de melk in heel kleine bolletjes door de melk verdeeld is.

Als ik genoeg melk heb en mijn agenda heb leeg geveegd voor Kaasmaakdag begint het: melk verwarmen tot 32 graden.  (Eerst de soeppan met kokend water steriliseren natuurlijk). 

Intussen ontsmet ik al het gereedschap: kaasvormen, kaasdoek, maatlepels, een pollepel, een schuimspaan, een zeef, een mes om de wrongel te snijden, de thermometer  en natuurlijk het werkblad (ik heb welgeteld 60 cm werkblad tot mijn beschikking). Het meeste kan worden uitgekookt in mijn op één na grootste pan. De thermometer  en mijn handen gaan in een badje met een scheut bleekwater.

Als de melk warm genoeg is (thermometer uit bleekwater, handen ontsmetten, handen en thermometer afspoelen) kan het ‘zuursel’ erbij. Dat zijn de juiste melkzuurbacteriën. Je koopt ze in een pakje, maar dan zitten ze in een soort slaapstand. Om ze actief te maken moet ik eerst een ‘moedercultuur’ kweken, door één liter melk een dag lang te laten verzuren en daarna nog een dag te laten rijpen. De aangezuurde melk vries ik vervolgens in in ijsblokjeszakjes. Zo kan ik steeds de juiste hoeveelheid zuursel pakken.

Nu eerst drie kwartier laten aanzuren. Daarna kan het stremsel erbij. Dat maakt dat de melk gaat stremmen: een puddingachtige consistentie krijgt. Dat komt doordat de eiwitten in de melk in elkaar gaan haken.

Als ik echt zelfvoorzienend zou zijn, zou ik daarvoor de maag van een eigen lammetje gebruiken (dat alleen nog melk gedronken heeft). Maar voorlopig koop ik het gewoon in een flesje. Weet je ook meteen waarom het zo expliciet bij kaas staat als er ‘vegetarisch stremsel’ gebruikt is. ‘Echt’ stremsel is gemaakt van de maag van een jong dier.

Ontsmette maatlepels uit het kokend water vissen en een héél klein beetje stremsel precies afmeten. Daarna nog een minuut voorzichtig roeren met de ontsmette schuimspaan om te zorgen dat het stremsel goed door de melk verdeeld is.

Na weer drie kwartier is de melk gestremd. Het lijkt een beetje op zachte tofu. Nu begint het echte kaasmaken. Met het ontsmette mes (mijn oma’s oude vleesmes) en nadat ik zorgvuldig mijn handen en armen heb ontsmet snijd ik het voorzichtig in blokjes.

 

Daarbij begint de ‘wei’ uit de wrongel te treden. Dit moet voorzichtig gebeuren zodat de stukjes wrongel wel heel blijven. Anders gaat er teveel kaas verloren met de wei.

Nu is het een soort zachte Hüttekäse. Om de wrongel steviger te maken moet ik nu ongeveer de helft van de wei aftappen (die bewaar ik, dan staat er dus een kom met 2 liter wei op het aanrecht. Dat begint al aardig vol te worden…)

Hierbij schep ik onvermijdelijk wat wrongel mee. Dat kieper ik weer terug maar het is van belang dat de wrongel hierbij niet mag afkoelen.

Nu ga ik de wrongel voorzichtig verwarmen door heet water toe te voegen. Deze foto’s geven al een beeld hoe lastig het is de thermometer uit het bleekwater te pakken, af te spoelen zonder dat er chloor in de wrongel komt en vervolgens de wrongel voorzichtig in beweging te houden terwijl ik langzaam water toevoeg. De temperatuur moet op precies 35 graden uitkomen.

Daarna roer ik met de hand een half uur continu langzaam in de wrongel. De brokjes worden steviger en kleiner doordat de wei uittreedt. Dat moet wel geleidelijk gebeuren, anders krijg je brokkelige rubberige kaas.

En dan begint het Grote Geklieder: het vullen van de kaasvormen. Eerst kaasdoek erin. Het vullen moet eigenlijk ‘onder de wei’  gebeuren, maar dat is met deze hoeveelheden bijna niet te doen. De vormpjes worden overvol, omdat er nog heel wat lucht en vocht uit geperst moet worden.

Een hoop geklieder later staan de twee vormpjes onder de pers (die ik ook van Jaap en Dorien mocht lenen). Ik moet wel nog eens een beter contragewicht maken. De vormpjes moeten EXACT gecentreerd staan, anders worden ze scheef geperst, met als gevolg dat de kaasjes onder de pers uit glippen en mijn pannen stuk vallen op de grond. Ik durf er dus niet bij weg.

Komt goed uit, want terwijl de kaas perst, is er nog een ander klusje (behalve alle rommel opruimen). In de wei zit nog vrij veel caseïne. Door de wei te verhitten gaat ook die samenklonteren en kan je het er in een kaasdoek uit zeven. Dan heb je ricotta!

Voor verhitting: groen-gele wei

Als je het verhit zie je de witte ricotta ontstaan

Door een kaasdoek gieten. Niet morsen! Het druipt maar langzaam uit, dus een paar keer bijgieten.

Na drie kwartier persen kunnen de kaasjes gekeerd in de vorm (eerst handen opnieuw ontsmetten!)  en opnieuw onder de pers. Als de korst nog niet goed genoeg gesloten is verwarm ik ze nog even in de wei van het ricotta maken.

Het ricotta maken doe ik in twee fasen: eerst de eerste (onverdunde) wei. Wat daarvan overblijft bewaar ik weer, om bij het koken te gebruiken. Prima om pasta in te koken, pannenkoeken of weicake mee te bakken of soepen en sauzen mee te maken. De ‘tweede wei’, die dus verdund is met heet water, gaat na het ricotta maken naar de dieren. De hond, de katten en de kippen lusten het allemaal. En als er dan nog overblijft breng ik het naar de varkens van de Bouwhoeve, hier vlakbij.

Het uitlekken duurt lang en intussen is er nergens ruimte meer. In de douche gaat het prima en kan gemorste wei geen kwaad. Raad eens wat er dus nog meer van tevoren moet worden schoongemaakt? 😉

En dan heb je dus kaas. Die moet even ‘rechten’ (=rusten, waarbij de zuurselbacteriën nog steeds door werken), en daarna zeven uur in een pekelbadje. Halverwege de pekelduur keren! (Ik ben er al een paar keer midden in de nacht voor uit bed gekomen…)

Dan voorzichtig laten drogen en rijpen. Elke dag controleren en keren. Zo nodig schimmel wegpoetsen met azijn. Na een paar dagen kan je kaascoating gaan aanbrengen. Iedere dag een laagje. Op de foto hieronder zijn de onderste twee (kruiden)kaasjes nog niet gecoat, de bovenste twee wel.

En na ál dit werk, en ál dat schoonmaken en schoonhouden en opletten, heb je kaas! En wat ben je dan trots als je bezoek bij de lunch een stukje Eigen Kaas kunt aanbieden!  🙂

Op de foto: één grote  ‘Goudse’ en een aantal kleine, ‘Goudse’ met kruiden, verse kaas met en zonder kruiden en helemaal links een Roquefort Hoevefort die normaal gesproken in zijn eigen (héél goed afgesloten) bakje ligt te schimmelen. De Halloumi ben ik vergeten op dit staatsieportret, die zit nog in de vriezer.  Glaasje zelfgemaakte pastinaakwijn erbij?

De hoogte in – dag 3

De derde dag was ik niet thuis. De mannen hebben de rest van de sporen erop gezet. En als je dan weer het landgoed op rijdt, staat daar opeens een huis!

WOW!

Het hele erf voelt anders aan: de nieuwe constructie geeft opeens structuur en richting. Wat zijn we blij!

De volgende stap is het afmaken van de betonfundering (die opstaande rand moet nog). De bekisting heeft erg geleden van de vele weken uitstel in de regen. Da’s dan weer jammer.  Tja, als het niet kan zoals het moet… Maar de basis is er!

 

De hoogte in – dag 2

Dinsdag stond de kapconstructie op het programma. Dat was zo mogelijk nóg spectaculairder dan de begane grond.

De spanten werden weer op de grond gemonteerd.

En dan in hun geheel de hoogte in.

Zó hoog wordt het dus!

En het tweede spant. We zijn trouwens héél blij dat we dit hebben uitbesteed. Zelf hadden we er véél langer over gedaan. En we moeten niet denken aan het risico dat er iets zou omvallen. Ik had dit nooit aangedurfd, dat zware spant wat maar met twee lullige latjes vast stond. Maar deze mannen hebben duidelijk al vaker met de constructies van Oude Hengel gewerkt.

Het zijn trouwens ook echt super fijne bouwvakkers. Ze houden de bouwplaats extreem netjes, er slingert niets rond. En ze hebben geen radio 🙂 .

De nokbalk bestaat uit drie delen. Twee zitten er vast aan de spanten en het derde deel wordt er pas op het laatst tussen geplaatst. Prachtig, zo’n bouwpakket!

Na het plaatsen van de hoekkepers is het achterste deel van de constructie ‘klaar’.  De mannen verplaatsen de kraan en zetten het voorste portaal op zijn plek. Dan weer de moer- en kinderbalken aanbrengen in het voorste gedeelte. 

Bij het aanbrengen van de balklaag in het voorste gedeelte waren alle mannen bezet. Dus kon ik zowaar een handje meehelpen met het in de hijs hangen van de balken. Vonden de mannen erg grappig… 😉

Daarna werden de hoekkepers aan de voorkant geplaatst en kwam de vorm van het huis echt tevoorschijn.

En dan het sluitstuk: het plaatsen van de nokbalk!

En ineens staat het hele huis er, alsof het zomaar getekend is!

En als de eerste sporen erop staan is het hoogste punt bereikt! Nou ja, niet helemaal, er komt nog een laag isolatie op en dakpannen natuurlijk. Maar wel het hoogste punt van de constructie. Dus: boompje erop en traditioneel ‘pannenbier’. Met worst.  Werd gewaardeerd door de mannen :-).

En het eindbeeld van de tweede dag. Jammer van de regen…

De hoogte in – dag 1

Firma Oude Hengel had binnen een week nieuwe balken op maat gezaagd. En maandag ging het dus echt de hoogte in. Spectaculair!

Het gebint bestaat uit vier portalen van ieder drie staanders. Eerst plaatsen de mannen de achterste drie portalen. Het voorste portaal is op deze foto  wel gemonteerd en alvast neergezet, maar de kraan kon niet de totale lengte van het huis bereiken. Dus eerst werd de achterkant zoveel mogelijk afgemaakt, toen werd de kraan opnieuw opgesteld en werd ook de voorkant gemaakt.  De liggers over de breedte zijn 9 m lang!

De portalen worden verbonden met lengtebalken,m waar de balklaag voor de verdieping op rust. Volgens mij heet dit ‘moer- en kinderbalken.’

 

Het past allemaal precies in elkaar. En waar het niet helemaal past wordt de grote houten hamer gebruikt tot het wel past.

Het is heel spectaculair om de gigantisch zware balken over je hoofd door de lucht te zien zweven op weg naar hun bestemming.

En aan het eind van de dag kon je al een beetje zien hoe de boerderij eruit zou gaan zien.

Gebintgedoe

En maandag was dus De Dag Dat We De Hoogte In Gingen! Irritant genoeg had de time-lapse camera het net begeven. Teveel regen, waarschijnlijk. Joris heeft ‘m weer aan de praat gekregen en opnieuw veilig droog opgesteld achter het zolderraam van de werkplaats.

Het gebint wordt het dragend skelet van ons huis. Heel belangrijk dus. Daarom hebben we besloten het plaatsen niet zelf te doen, maar ervaren gebintmannen via fa. Oude Hengel (die het gebint levert) in te schakelen.

De mannen moesten uit Duitsland komen en de snelwegen stonden vol met boze boeren (waarover ik ook een heel blog vol zou kunnen schrijven, maar dat is een beetje off-topic).  Dus ze begonnen wat later.

Maar toen ging het eigenlijk bijzonder snel. Ze hadden duidelijk vaker met zo’n bouwpakket van doen gehad. Met behulp van de kraan de onderdelen op werkbankjes hijsen, in elkaar zetten en met de kraan op zijn plaats manoeuvreren. In no time stond het eerste portaal overeind.  En het tweede. En het derde. En toen begonnen ze aan de balklaag voor de verdieping. “Waarschijnlijk kunnen we morgen al de kap erop maken”, zeiden ze.

Spannend! Opeens kreeg het huis vorm om ons heen. Hoewel…

“Ik vraag me af hoe hoog het nu eigenlijk wordt”, zei Joris. Er moet namelijk ook nog een laag schuimbeton op de vloer, plus de cementdekvloer en de afwerkvloer (tegels of parket). Dus we hadden verwacht dat het nu overdreven hoog zou ogen. “Het lijkt helemaal niet zo hoog.”

Ik stond intussen peinzend te kijken naar de dakhelling, die in het gebint ook al goed zichtbaar wordt, en trok die in gedachten door naar de plaats waar de buitenmuur komt. Bleef er wel voldoende ruimte over voor de buitendeuren? (Bouwbesluit verplicht 2.12 m vrije doorgang).

Rolmaat erbij gepakt, opgemeten, tekeningen gecheckt, andere tekeningen gecheckt, het Sketchup model gecheckt… en inderdaad. We hebben de tekeningen in april geaccordeerd. Daarna is er een wijziging aangebracht: toen zijn de metalen pootjes eronder toegevoegd. Die dienen enkel als stevige verankering van het gebint aan de constructieve betonlaag. Maar daarbij is de hoogte van de metalen pootjes van de lengte van de staanders afgetrokken. Alsof de metalen pootjes in het zicht zouden moeten blijven bóven de afgewerkte vloer. Dat was natuurlijk níet de bedoeling.

Na een middag heel druk heen en weer bellen was duidelijk dat er nieuwe kolommen gezaagd zullen moeten worden. Wat zonde! Probeer je zo zuinig mogelijk met grondstoffen om te gaan, krijg je dit. Maar er zit niets anders op. Dus de bouwvakkers konden weer naar huis (en Joris weer naar zijn werk). Het gebint staat nu veelbelovend te wezen… volgende week verder!