Kantoor verhuisd

Afgelopen weekend hebben we het kantoor verhuisd. Het is een enorme verbetering, zo’n kantoor wat tochtdicht is en wat gewoon lekker warm blijft met een pelletkacheltje (zodat je niet continue hout in de kachel hoeft te gooien).

Laatste beeld van het oude kantoor. Denk het vieze luchtje (oude man, hond en kachel) er maar bij.

Aska slaapt er ook al, de katten moeten nog over, dat komt als we een kattenluikje in de deur hebben gemaakt.

Mijlpalen

Wegens overlopende agenda’s is het even rustig op het blog. Jarige vaders, sinterklaas, werk-deadlines en dergelijke maken de korte dagen barstensvol. Maar intussen hebben we wel weer een klein mijlpaaltje: de werkplaats en kantoor zijn klaar voor de ‘interne verhuizing’!

Met van Bemmelstraatschuifdeuren!

Joris heeft de tussenwand tussen kantoor en werkplaats afgemaakt en oude deuren (die buren uit onze oude straat over hadden!) omgebouwd tot schuifdeuren. In het  kantoor is een pelletkacheltje geplaatst. Dat is een beetje een zwaktebod: zo’n pelletkachel is helemaal niet zo milieuvriendelijk, met pellets die in plastic zakjes door vrachtwagens hierheen vervoerd moeten worden. Het zou veel beter zijn om op eigen hout te kunnen stoken, liefst in een massakachel. Maar een massakachel neemt erg veel ruimte in en we hebben ook geen tijd om hem te bouwen (en te laten drogen). En een gewone houtkachel wordt vreselijk heet, daar moet je veel ruimte omheen houden. Die hebben we niet, want de kantoorruimte wordt heel erg vol. Bovendien heb je voor zowel een massakachel als een gewone houtkachel een rookafvoer nodig die boven de nok uitsteekt. En de zolder van de werkplaats staat ook al zo vol. Dus dan toch maar een paar jaar met pellets werken. Hopelijk hebben we ooit tijd om ‘m te vervangen door een massakachel.

Nu nog heel veel ruimte… maar er moet ook heel veel in!

En er is water! Een paar weken geleden hebben we een (voorlopige) waterleiding aangelegd. Eigenlijk schrok ik ervan hoe droog de grond nog was; de bovenste 10 cm is vochtig, daaronder kurkdroog poeier. Nu kan de wasmachine ook naar de werkplaats verhuizen. Een fijne gedachte, dan kan die in elk geval niet meer bevriezen.

veel scheppen – bovenin zaten veel boomwortels en stenen, daaronder kurkdroog zand
Thyleenslang onder de boomwortels doorgetrokken
Vóór we ‘m weer dichtgooiden hebben we onbehandelde oude planken over de slang gelegd. Als we hem ooit weer opgraven is dat een ‘waarschuwing’

 

Water uit de kraan! Nu kunnen we koffie, thee en de wasmachine zetten in de werkplaats! 🙂

Dus binnenkort gaat éindelijk het kantoor ‘over’. En dan moeten we ook serieus de rest van wat er nog in de boerderij staat gaan verplaatsen, zodat de dakpannen ook ‘over’ kunnen. Een half jaar later dan we hoopten… ach, wat is een half jaar op een mensenleven?

Welstand in de niet-stand (2)

Wat is hier mis mee? Een bescheiden ontwerp…

Het heeft even geduurd, maar nu eindelijk weer een update. De afgelopen weken waren we allebei vréselijk druk met werk, En daarnaast kwam nog het hele welstands-gedoe. En gedoe is het woord. Het heeft zóveel negatieve energie gekost, dat ik me er nu pas toe kan zetten om er een blogje over te schrijven.

De vorige blog sloot ik af met de hoop dat we een gesprek zouden kunnen hebben met de welstandscommissie en de wethouder. Maar een afspraak met de wethouder ging zomaar niet. Dan moesten we eerst met de welstand praten.

Dat gesprek verliep ongeveer zoals we al verwachtten. De welstandscommissie gaf aan dat hun advies aan de gemeente was gericht en niet aan ons. (Nu betwijfel ik of dat advies dan ook daadwerkelijk bij de gemeenteraad is aangekomen, maar formeel hebben ze gelijk.) En dat de gemeente er blijkbaar geen aanleiding in had gezien om tussentijds de welstandsnota te wijzigen.

Volgens de welstandscommissie zitten we in Nederland op klei (blijkbaar hebben ze hier nog nooit in de grond gegraven) en is er dus een traditie van metselwerk.

Tja, ook dat is (deels) waar. Sinds ongeveer 100 jaar wordt er hier vooral gebouwd in baksteen (die natuurlijk niet hier gebakken wordt; we hebben hier immers geen klei). Daarvóór konden de mensen hier geen baksteen betalen en woonden ze in hutten van plaggen en hout.

“Tja”, zei de welstandscommissie,  “u bouwt in de vorm van een stelp en daar hoort metselwerk bij”.

Met de ‘voorgevel’ in baksteen. Voldoet dit meer aan ‘redelijke eisen van welstand’?

“Maar wacht even”, vroeg ik, “u heeft het nu specifiek over metselwerk en baksteen. In allebei de adviezen ging het over ‘steenachtig’. Wat valt er dan onder steenachtig?”

Tja, daar kon de commissie niet echt een antwoord op geven, want volgens de rayonarchitect zou ‘een keimlaag’ eventueel ook nog mogen (“Stucwerk vind ik te glad en die kleurstelling op uw plaatje is te licht”)  maar volgens  het andere commissielid moesten het echt bakstenen zijn. Steenstrips mocht ook. “Maar hoe meer u de discussie opzoekt, hoe lastiger het voor ons zal zijn om die grens te bepalen.” Dreigende taal, oftewel: bouw nu maar in baksteen.

Zou dit wel mogen? Volgens de rayonarchitect wel, volgens het andere commissielid niet…

Dat wij erop wezen dat het hele buitengebied hier volstaan met glad wit gestuukte huizen was natuurlijk geen argument. “Dan neemt u aan dat dat altijd met een positief advies is gebouwd en dat durf ik niet te zeggen”.

Dus de leden van de commissie zeggen aan de ene kant dat ze toetsen aan de criteria van de gemeente, maar aan de andere kant verschillen ze van mening hoe die criteria moeten worden opgevat. “Dat is niet erg transparant”, zeiden wij.

“Tja”, zei de commissie, hier staat heel duidelijk het woord ‘baksteen.'”

“Ja”, zei ik, “maar nu wijst u op die objectgerichte criteria voor boerderijen uit 2011, waarvan de ambtenaar steeds nadrukkelijk heeft gezegd dat we ze niet mochten gebruiken omdat ons huis geen agrarische bestemming heeft. En als die dan toch van toepassing zijn, dan zou ook de toevoeging ‘voor nieuwe boerderijen ook andere gevelmaterialen mogelijk’ moeten gelden. Want dat staat eronder.”

Nee, dat was niet de bedoeling. Want dan had het ontwerp daartoe ook aanleiding moeten geven. “En uw ontwerp geeft vanuit esthetische perspectief of historische perspectieven daar geen aanleiding toe.”

Dus als het niet had geleken op een historische boerderij, als wij niet waren uitgegaan van de karakteristieken van de bestaande bebouwing en de bebouwing in de omgeving, maar als we een heel andere vorm hadden neergezet, dan had een houten gevelbekleding geen rol gespeeld?

“Tja. Als u met een ander ontwerp komt dan moeten wij vanuit een ander ontwerp weer opnieuw dat plan gaan beoordelen en dat doen we in eerste instantie weer aan de hand van die gebiedscriteria. Maar een ander ontwerp zou misschien wel aanleiding kunnen zijn om in andere materialen te gaan denken.”

Hoppa!! Daar komt even een konijn uit de hoge hoed springen!  Dus een ander ontwerp had andere materialen mogelijk gemaakt? Had dat dan misschien in het vooroverleg (á €488,-) kunnen worden genoemd? In plaats van op het moment dat wij  9 maanden intensief ontwerpen en ruim €18.000,- aan  ontwerpkosten,  constructieberekeningen en energieberekeningen verder zijn?!

We hebben het in het vooroverleg uitgebreid gehad over de problemen van dampopen bouwen versus metselwerk. Maar toen kregen we als advies dat het ontwerp uitzicht bood op een positief advies, hoewel het wringt met de richtlijn voor steenachtig, maar dat ook op andere wijze aan het gewenste bebouwingsbeeld tegemoet gekomen kon worden. Oftewel: ontwerpt u lekker door op de ingeslagen weg.

En nu we het er toch over hebben, vorig jaar is vlak bij ons in de buurt een huis gebouwd wat hélemaal met hout bekleed is. Zelfde bestemmingsplan, ook in het buitengebied, meer zichtbaar vanaf de weg dan ons huis.  En uit het welstandsadvies ten aanzien van die woning (dat we hebben opgevraagd) blijkt dat die houten gevelbekleding geen enkele rol heeft gespeeld. Waarom kon dat dan wel?

een foto van een billboard met de afbeelding van deze woning
De plankjes zijn nog niet zwart. Maar duidelijk een houten gevel. Dit mag dus wel?

“Ja, eh… daar zou ik verder in moeten duiken. Op het moment dat u een schuur had ontworpen in plaats van een woning dan is hout eerder een optie.”

Tot zover het transparante advies van de welstandscommissie. Blijkbaar had een moderne schuurwoning wèl in duurzame materialen mogen worden uitgevoerd. Maar hoe we dat in vredesnaam uit de welstandsnota hadden moeten herleiden is me een raadsel, want daar staat geen woord in over houten schuurwoningen. En zoals gezegd, dat hadden we dan graag in januari gehoord en niet driekwart jaar en een half jaarsalaris later.

En nogmaals, moderne schuurwoningen kunnen hartstikke mooi zijn. Maar je ziet dezelfde typen terug van Pieterburen tot Vaals en van Alkmaar tot Zevenaar. Hieronder: acht verschillende woningen, uit het hele land: raad maar waar ze staan.

   

     

     

   

(Antwoord: Dit zijn de karakteristieke bouwstijlen van achtereenvolgens Veghel, Nederhorst den Berg, Wehl, Delden, Arnhem, Halfweg, Staphorst en Gouda. Meteen herkenbaar, toch?)

Wij wilden een huis ontwerpen dat duidelijke kenmerken van déze streek heeft. Dat bijdraagt aan het afwisselende landschap met bosjes en houtwallen waar je telkens de karakteristieke Friese schilddaken bovenuit ziet steken. Blijkbaar telt dat niet mee bij de beoordeling ‘naar redelijke eisen van welstand’.  Hadden we dat maar eerder geweten, want een moderne schuurwoning was qua functioneel ontwerp een stuk simpeler geweest.

Je vraagt je af wat nu het nut is van vooroverleg. De welstandsbeoordeling blijft een ‘black box’, waarvan je maar moet afwachten wat eruit komt. De welstandscommissie wijst naar de welstandsnota, maar geconfronteerd met wat er precies in die nota staat draaien ze alle kanten op. Waarbij ze aangeven  dat de nota inderdaad aan een update toe is, maar dat we daarvoor bij de gemeente moeten zijn.

Dus, mevrouw de ambtenaar, mag ik dan nú een gesprek voeren met de wethouder?

Dat mocht anderhalve week later. Ik had van tevoren een memo toegestuurd, waarin ik had aangegeven wat onze redenen waren om het ontwerp te maken zoals dat eruit ziet.  Dat heb ik met een presentatie nog eens toegelicht. Ons verzoek aan de wethouder is, om af te wijken van het welstandsadvies. Dat is immers, zoals de welstandscommissie ook aangeeft, enkel een advies. En als je de concept-Omgevingsvisie van de gemeente leest, of het kersverse coalitieakkoord, zou je zeggen dat de gemeente voldoende aanleiding heeft om in dit geval van dat advies af te wijken.

De wethouder was erg geïnteresseerd, maar hij wilde nog niets loslaten. Het (bijgewerkte) memo gaat naar het college. Vreemd dat het hele college blijkbaar moet meebeslissen over een klein bouwplannetje in het buitengebied. Er zal wel een stukje politiek achter zitten.

We kunnen er nu weinig meer aan doen; uiterlijk 15 december horen we wat de gemeente wil. En of we dan verder kunnen? We zullen het moeten afwachten. Gaat de gemeente niet akkoord, dan zijn wij zo’n €25.000,- euro lichter (ontwerpkosten, energieberekening, constructieberekening, leges vooroverleg, leges vergunningaanvraag), kunnen we niet bouwen en moeten we helemaal van voren af aan beginnen.

“Jullie willen het ook veel te netjes volgens de regels doen”, zeggen onze dorpsgenoten. “Dat werkt hier niet zo.”

Dat blijkt.

Welstand in de niet-stand (1)

Al stukadorend zijn er heel wat weken verstreken. Daarin zijn we ook bezig geweest met een minder leuk aspect van ons project: de vergunningen. Hier een update.

Op 6 september hebben we de aanvraag voor de bouwvergunning voor het nieuwe huis ingediend. We verwachtten weinig problemen. We hebben immers begin dit jaar al ‘vooroverleg’ gehad met de gemeente. Toen wees de welstandscommissie erop dat volgens de welstandsnota gevels van woongebouwen ‘een stenig karakter’ moeten hebben, terwijl wij potdekselplanken toepassen. Daar hebben we het toen uitgebreid over gehad en we kregen als advies:

‘Wel merken we op dat het ontwerp wringt met de richtlijn van steenachtig voor de gevel. Ten aanzien van dit aspect verwachten we dat hier in de uitwerking nadere aandacht wordt besteed en eventueel op andere wijze wordt voorzien in het door de gebiedscriteria beoogde bebouwingsbeeld.’

In het gesprek hebben we het toen gehad over toevoeging van een dakkapel, een duidelijk verschil in de hoeveelheid glas en meer detaillering van de goten.  Dat zou zorgen voor meer onderscheid tussen een ‘woon-‘en een ‘stal-‘gedeelte, zoals dat bij boerderijen gebruikelijk is. En dat advies hebben we opgevolgd.

Op 11 oktober ontvingen we bericht van de welstand:

‘Op grond van de ingediende gegevens deelt de adviescommissie ruimtelijke kwaliteit u mee dat het plan, getoetst aan de door de gemeenteraad vastgestelde criteria, niet geheel voldoet aan redelijke eisen van welstand. De kritiek betreft het plan op zichzelf en in relatie tot de omgeving en is op het volgende gericht. 

[…] Het metselwerk is onvoldoende betekenisvol toegepast. 

De woning is hierdoor in strijd met de criteria die in hoofdzaak steenachtige gevels voorstaan. Door de voorgevel (zuidwestgevel) uit te voeren in metselwerk en dit metselwerk overhoeks door te zetten tot het eerste raam kan hier aan tegemoet worden gekomen.’

Dat is vreemd… hier hebben we toch het al eerder over gehad? Wij willen juist geen metselwerk toepassen, omdat dat een hoge milieu-impact heeft en minder dampopen is. Door de kalkhennep te omhullen met metselwerk zou zich ‘leefvocht’ gaan ophopen in de constructie. Dat hebben we bij het vooroverleg ook uitgelegd. Opnieuw bellen. De behandelend ambtenaar zou er achteraan gaan bij de welstandscommissie.

Het was natuurlijk voor onszelf ook weer aanleiding om even na te lezen hoe het ook alweer zat. En hé: in de welstandsnota staat bij gebiedstype ‘Landelijk Gebied’:

In beide gebieden [van de gemeente] is sprake van evenwijdig aan de Linde en Tjonger gelegen bebouwingsassen in een hele lage dichtheid. Op sommige plaatsen zijn deze bebouwingsassen verdicht tot kleine lintdorpjes of – gehuchten. Voor het overige komen verspreid liggende boerderijen veelvuldig voor. Voor de beschrijving van deze boerderijen en de daarbij behorende welstandscriteria wordt verwezen naar de objectgerichte criteria.

Boerderij… zijn wij een boerderij? In een lintdorpje of gehucht wonen we in elk geval niet. De welstandsnota geeft als definitie: Boerderij – gebouw of gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis waaronder de stolp, kop-hals-romp en andere typen

Een voormalige boerderij is dus ook een boerderij. Het huidige huis is een oud boerderijtje, dat is zeker. En het nieuwe gebouw krijgt ook het karakter van een boerderij, juist omdat we op een streekeigen wijze willen bouwen. Dus misschien moeten we toch even kijken naar de objectgerichte criteria voor boerderijen. Die zijn een stuk recenter (uit 2011) dan de welstandsnota (uit 2004). En daarin staat dat voor nieuwe boerderijen ook ‘andere gevelbekledingen’ mogelijk zijn. Dat heb ik  direct aangegeven aan de behandelend ambtenaar. En afwachten maar.

Op 17 oktober weer een mailtje van de gemeente:

‘Ik heb even naar deze criteria gekeken en kom tot de conclusie dat deze criteria gelden voor nieuwe boerderijen en agrarische bedrijfsgebouwen op agrarische erven en niet over nieuwbouw boerderijen op een woonbestemming.

Daarnaast heb ik zoals afgesproken contact gehad met de persoon van hus en hiem die bij het eerste gesprek gezeten heeft.

Zijn verhaal is het volgende:

“In het gesprek van de 17e januari is door ons aangegeven dat we beoordelen aan de hand van de richtlijnen en dat het dus van belang is dat de woning een steenachtige expressie krijgt. Dit hoeft niet te betekenen dat de woning geheel in steen wordt opgetrokken maar wel dat er op de juiste plaatsen in de gevels gebruik wordt gemaakt van metselwerk. Natuurlijk kwam de afgezonderde locatie ter sprake en was er een discussie over houten woningen in het buitengebied die vaker aan de orde is. Daarom hebben we toen de zinssnede over aanpassing van de criteria aan het advies toegevoegd.

Het advies van mijn collega is in lijn met het eerdere vooroverleg en conform de nog steeds geldende criteria. De suggestie is een suggestie en we staan open voor alternatieven, die echter wel het resultaat moeten opleveren dat de indruk ontstaat dat we met een steenachtige woning te maken hebben.”

Ik heb ook nog even navraag gedaan over het eventueel afwijken van het welstandsadvies.

De gemeente is niet bereid om af te wijken van het welstandsadvies.

Ik wil u adviseren om samen met uw architect te zoeken naar een oplossing, die een steenachtig karakter heeft en toch werkbaar is voor jullie.’

Dit wordt vreemd. Ik zie namelijk nergens dat het zou moeten gaan om agrarisch bestemde gebouwen. Het woord ‘bestemming’ of ‘bestemd’ komt niet eens in de welstandsnota voor.

Bovendien horen we nu echt iets anders dan bij het eerste welstandsgesprek.  Toen ging het om ‘wringen met een richtlijn‘, waar ‘eventueel op andere wijze aan tegemoet gekomen kon worden’. Nu is het ineens  ‘van belang dat de woning een steenachtige expressie krijgt‘. En wat is eigenlijk ‘een steenachtige expressie’?  Moet het baksteen zijn? Natuursteen? Lokale veldkeitjes? Marmer? Gestuukt met een cementgebonden mortel? Gepleisterd met een kalkmortel? Met leem?

Er gaan nu allerlei zaken door elkaar heen spelen. Waarom zijn de objectgerichte criteria voor boerderijen (die andere gevelbekleding toestaan) niet van toepassing, waarom geeft de welstandscommissie tegenstrijdige adviezen, wat wil de welstand nu eigenlijk en waarom vindt de gemeente het welstandsadvies belangrijker dan de klimaatambities die ze zo nadrukkelijk benoemt in de Omgevingsvisie en  het recente Coalitieakkoord? Een halve dag later stuur ik een uitgebreide mail met deze vragen terug.

Daarna… weer radiostilte. Tot 26 oktober.  Weer mail. Met het langverwachte positieve bericht? Helaas:

‘Naar aanleiding van uw mail heb ik overleg gehad met mijn leidinggevende. In dit overleg heb ik aangegeven dat u ‘bedenkingen’ heeft m.b.t. het welstandsadvies. Ook heb ik aangegeven dat u niet bouwt volgens de traditionele manier, maar dat u andere materialen en technieken gebruikt. 

Hij heeft op zijn beurt overleg gehad met de wethouder over uw aanvraag. Hieruit is gekomen dat de gemeente vasthoud aan het welstandsadvies wat er nu ligt en dat er niet afgeweken gaat worden van dit advies. Ik wil u dan ook vragen om uw aanvraag aan te passen, zodat deze wel voldoet aan het welstandsadvies.’

De vragen uit mijn vorige mail worden niet beantwoord. Dus maar weer bellen.

De reden die de behandelend ambtenaar geeft voor haar conclusie dat de ‘objectgerichte criteria voor boerderijen’ niet moeten worden toegepast, blijkt te zijn dat in de inleiding van die notitie staat:  ‘Het beleid is gericht op beheer en versterking van compacte agrarische erven met een goede landschappelijke inpassing‘. Volgens haar betekent dit, dat deze criteria alleen bedoeld zijn voor boerderijen met een agrarische bestemming volgens het bestemmingsplan.

Tja… er staat ook: ‘Verspreid over het gemeentelijk grondgebied komen […] historische boerderijen voor‘,‘Daarnaast blijkt dat veel agrarische bedrijven zijn beëindigd.’  en ‘Verwacht mag worden dat het aantal agrarische bedrijven zal afnemen waardoor functiewijzigingen en bijkomende verbouwingen zich zullen aandienen.’ En de definitie van boerderijen spreekt niet voor niets van gebouwen met een (oorspronkelijk) agrarische functie.  Daar kan je net zo makkelijk uit afleiden dat de objectgerichte criteria voor boerderijen juist ook op niet-agrarisch bestemde boerderijen van toepassing zijn. Dat wordt een welles-nietes verhaal.

Volgens het eigen voorwoord moet de welstandsnota ‘leesbaar, begrijpelijk en opwekkend zijn voor verschillende gebruikers’. Dat wordt bevestigd in het kersverse Coalitieakkoord (juni 2018): ‘Wij willen een gemeente zijn met zo weinig mogelijk beperkende regels. De regels die er zijn moeten transparant en duidelijk zijn.’ Maar blijkbaar is de nota toch voor meerdere uitleg vatbaar, evenals het advies van de welstandscommissie uit het vooroverleg.

Met de welstandscommissie is intussen geen aanvullend contact geweest; dat vond de leidinggevende niet nodig. En heeft de wethouder nu daadwerkelijk een inhoudelijke afweging gemaakt over energiezuinig bouwen en zwarte potdekselplanken versus een stenen ‘voor’gevel? Of is er alleen maar gevraagd: ‘Wilt u afwijken van een welstandsadvies?’? Dat wordt ook niet duidelijk.

Intussen hebben wij wel een probleem. De termijn voor vergunningverlening verloopt op 1 november en de gemeente werkt heel eenvoudig: als op dat moment niet alle seinen op groen staan wordt de vergunning  niet verleend. Maar dan zijn wij wèl de leges voor behandeling (ettelijke duizenden euro’s!) verschuldigd. En wat de gemeente betreft staat het sein voor welstand nog duidelijk op rood.

We voelen ons behoorlijk machteloos. En ook gefrustreerd en teleurgesteld. Wij hebben júist ernaar gestreefd om, bij een energieneutrale woning met een superlage milieu-impact, te komen tot een bebouwingsbeeld wat past bij de streek en de locatie. Voor afmetingen, vorm, dakhelling, oriëntatie op de kavel en bouwvolume zijn we uitgegaan van het bescheiden boerderijtje wat er nu staat. Daardoor hebben we enige concessies moeten doen aan functioneel te gebruiken ruimte en behoorlijk ons best moeten doen om tot onze gewenste energieprestatie te komen. Maar wat we hier zo mooi vinden is het afwisselende landschap met open weilanden, houtwallen en bosjes, waar je de typerende Friese schilddaken bovenuit ziet steken. Dan moet je geen grote, opvallende cataloguswoning of knalwitte villa gaan neerzetten, zoals je (helaas) toch veel ziet gebeuren.

 Wij hebben met zwarte potdekselplanken gekozen voor een ‘streekeigen’ materiaal met een zeer ingetogen karakter wat functioneel is voor onze wijze van damp-open en energiezuinig bouwen en past binnen het streven om te bouwen met hernieuwbare materialen. En naar aanleiding van het vooroverleg en het welstandsadvies wat daaruit voortkwam hadden we ook echt de indruk dat de welstandscommissie erin meeging dat ook op andere wijze een ‘voorgevel’ gesuggereerd kon worden.

Moet zo’n nota dan letterlijk worden toegepast? Nee, in de inleiding van de welstandsnota staat: ‘Veel liever zien we bouwplannen waarbij de welstandscriteria worden gebruikt als opstapje, als middel om na te denken over de schoonheid van het bouwwerk in zijn omgeving. In zo’n geval kan het zelfs voorkomen dat de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn.

Tja, dat hebben wij dus juist gedaan. Onbegrijpelijk.

Nu mág de gemeente afwijken van het advies van de welstandscommissie. Bijvoorbeeld vanwege zwaarwegende maatschappelijke of inhoudelijke redenen. Klimaatverandering en de energietransitie zijn behoorlijke maatschappelijke opgaven. Als je het Coalitieakkoord 2018 leest, zou je dan ook verwachten dat de gemeente een bouwplan als dit  toejuicht:

‘Initiatieven, die van belang zijn voor de samenleving worden gestimuleerd en gefaciliteerd.

Er is een klimaatakkoord waarin de ambitie is opgenomen om in 2050 in Nederland zo goed als energieneutraal te zijn. Onze gemeente ondersteunt dit en draagt er aan bij om dit waar mogelijk te stimuleren of te versnellen.

 We willen

  • een gemeente zijn die duurzaamheid omarmt en stimuleert; 
  • stappen zetten om te voldoen aan de (landelijke) doelstellingen op het gebied van energieneutraal worden en het verminderen van afval (circulaire economie);
  • samen met de netwerkbeheerder(s), corporaties en andere direct betrokkenen komen tot een plan van aanpak voor het nagenoeg energieneutraal maken van ons woningenbestand.

En bovendien staat er:

‘Wij vinden dat bouwvoorschriften helder geformuleerd moeten zijn en uit moeten gaan van kansen in plaats van beperkingen. In dat kader is de rol van een welstandscommissie beperkt tot een adviserende rol.

Onze ambtelijke organisatie heeft een houding die open, benaderbaar en meedenkend is.  Er wordt opgave gericht gewerkt en de organisatie zoekt naar de ruimte om op creatieve wijze de vragen op te lossen. Er wordt gedacht vanuit mogelijkheden, afspraken die gemaakt worden komen we na en kwaliteit staat centraal.’

Met deze teksten in gedachten hebben we verzocht om een verlenging van de termijn. We willen in gesprek met de welstandscommissie en de verantwoordelijk wethouder. Van beiden willen we weten waarom er niet op een integrale manier naar het bouwplan wordt gekeken. Voor welstand betekent een integrale beoordeling: materiaalgebruik in combinatie met het algehele karakter, de ingetogen kleurstelling, vorm, afmetingen en ligging op de kavel. (Natuurlijk willen we ook uitleg waarom de ‘objectgerichte criteria voor boerderijen’ niet van toepassing zijn.) En voor de gemeente (dus de wethouder): de welstandsaspecten in combinatie met de extreem lage milieubelasting van de gebruikte bouwmaterialen en de extreem hoge energieprestaties.

We geven de moed nog niet op!

 

 

 

Uitgeleemd

Na vijf weekends hard stukadoren is het gelukt: alle wanden van de werkplaats zijn gestuukt. En dus donkerbruin. Best een mooie kleur bruin, eigenlijk. Maar toch wat donker voor een werkplaats. Daarom komt er witte leemverf overheen.

Op basis van eerdere ervaringen met ‘natuur’verf ging ik er vanuit dat de meest witte kleur nog helemaal niet zo wit zou zijn. Maar dat is-ie wel: de kleurnaam ‘Dover’ van Tierrafino is goed gekozen: de verf droogt krijtwit op – iets witter dan we bedoeld hadden. In combinatie met de afgeronde randjes rond de (kleine) ramen en het nog wat ruige stucwerk doet het me enigszins denken aan witgekalkte mediterrane kerkjes of het soort Zweedse huisjes waarvan afbeeldingen staan in het boek ‘de gebroeders Leeuwenhart’ van Astrid Lindgren. (Althans – dat laatste dacht ik. Mijn eigen exemplaar staat nog altijd in een doos bij Anneke op zolder en op internet kan ik niet het plaatje vinden wat ik zoek.)

Best aardig, al is het niet helemaal het effect wat ik beoogde…. Nou ja, hoe witter hoe lichter, dat compenseer weer voor de iets te klein uitgevallen raampjes.

Nu nog de tussenwand afmaken, een pelletkacheltje erin en dan kunnen we het kantoor verhuizen naar het nieuwe bijgebouw!