Seizoensklus: helofytenfilter maaien

Nu we hier al acht (!) jaar wonen heeft het jaar een herkenbaar ritme. De seizoenen verschuiven langzaam van het schoonmaken van de moestuin naar het zaaien, het water geven, mulchen en mesten, het oogsten en verwerken van de oogst. En van de geboorte van de lammeren naar het spenen, het melken, kaas maken, verkopen of naar de slager brengen van de lammeren en het nieuwe dekseizoen. Ook komen er in ieder seizoen een paar vaste klussen terug. Daarom een nieuwe serie blogjes over deze seizoensklussen.

Te beginnen met ons helofyten- of rietfilter, dat al acht jaar al ons afvalwater zuivert. Hoe het werkt heb ik destijds bij de aanleg beschreven. Om die werking te behouden is het natuurlijk belangrijk het te onderhouden. De eerste paar jaar maaide ik het maar één keer, in oktober of november. Maar eigenlijk is het veel beter als de groei in het riet blijft zitten. Dan neemt het immers de voedingsstoffen uit het afvalwater op, en houd je schoner water over.

Dus sinds een paar jaar doe ik ook in de zomer een maaibeurt. Liefst nog voordat de bloeiwijzen tevoorschijn komen. Maar dat lukte dit jaar niet, want het was (gelukkig!) best wel regenachtig de afgelopen weken. Nu wordt er droog weer voorspeld, dus had ik hier eindlijk maar eens tijd voor gemaakt.

Het riet staat ruim 3 meter hoog en moet zo ‘schoon’ mogelijk, dus zonder snippers, gemaaid worden. Het beste is met een zeis, zei het bedrijf dat het filter aanlegde. Ik heb dat wel eens geprobeerd, maar mijn zeis is daar te licht voor. Die is voor gras, voor riet heb je een lomper exemplaar nodig.

Met de bosmaaier dan maar. Helaas werkt dat ook niet optimaal, als het al zo hoog staat. De rietstengels vallen over elkaar heen, ik sta er blind een beetje in te ‘roeren’ met de maaier, en als ik de gevallen stengels probeer weg te ruimen blijken er altijd nog een paar intact te zijn (en mijn handen open te halen, dwars door de handschoen heen).

Uiteindelijk werkt het nog het beste gewoon met een snoeischaar. Steeds een bos riet bij elkaar pakken en de stengels op ongeveer 30 cm hoogte doorknippen. Dat gaat wel langzaam, maar uiteindelijk is het dan veel makkelijker op te ruimen, dus netto kost het evenveel tijd. Plus het maakt een stuk minder herrie en de boomkikkers hebben tijd om zich uit de voeten te maken.

Al met al is het toch altijd wel een paar uur zwaar en warm werk.

Het riet van deze zomermaaibeurt kan ik drogen en als strooisel in de stal gebruiken. (In de winter kan dat niet, want dan kan ik het niet drogen). Daarvoor moet het wel gesnipperd worden, anders zijn de taaie en lange rietstengels heel lastig bij het uitmesten. In potstallen voor koeien wordt wel riet gebruikt. Maar die worden met een shovel uitgemest, niet met de hand…

De nieuwe parkeerplaats vormt een uitstekende plek om het riet te drogen!

Zoals meestal is het verwijderen van de laatste beetjes riet van het filter het meeste werk. Het is belangrijk dat er zoveel mogelijk snippers en bladafval van het filter verwijderd worden. Hoe minder humusvorming, hoe beter en langer het filter zijn werk blijft doen. Met een hark wordt het niet goed schoon, omdat je dan onvermijdelijk ook grind mee harkt. Maar als het grind (en alles wat er op ligt) goed droog is gaat het met de bladblazer heel aardig! Het kost nog best een paar beurten met de maaier, de hark en de bladblazer om alles weer schoon te krijgen.

En dan heb je vanaf het filter (waar we natuurlijk nooit staan) prachtig uitzicht op alle gebouwen rond het erf die we het afgelopen jaar gebouwd hebben. Met op de voorgrond de volgende seizoensklus: de theestruikjes in de eendensloot snoeien.

Fruitjaar

Het is een raar jaar in de moestuin. Door het kurkdroge voorjaar (en doordat ik nog steeds geen goed watergeefsysteem heb aangelegd) zijn veel van mijn zaaisels mislukt. Vooral de fijnere zaden, zoals worteltjes, prei en kool, zijn heel slecht (of niet) opgekomen, of na opkomst weer doodgegaan. En nu het wat wisselvalliger is geworden zijn veel van mijn late zaaisels (zoals de tweede poging van worteltjes, groenlof en zomersla) wel opgekomen maar onmiddellijk afgegraasd door slakken.

De gezaaide broccoli is wel opgekomen, maar maakt -ondanks goede zorgen en bemesting- nauwelijks knoppen. De uien zijn volledig ten onder gegaan aan uienvlieg. Daarentegen hebben we wel een goede oogst gehad van de asperges, tuinbonen, kapucijners en sugar snaps. En gelukkig zijn er altijd courgettes en sperziebonen (al zijn die dit jaar later dan anders).

Maar daar staat tegenover dat het een fantastisch fruitjaar is! Dat begon al met de aardbeien, die groot en sappig waren (hoewel er wel veel aardbeibloesems bevroren; we hadden nog tot heel laat nachtvorst). Daarna heb ik kilo’s bessen kunnen oogsten. En dat ondanks het feit dat ik vorig najaar de bessenstruiken bijna allemaal verhuisd had van de moestuin naar de nieuwe fruittuin.

Het was een goed idee om één van mijn twee uit Amersfoort meegenomen vijgenstekken tegen de bovengrondse watertank aan te planten (pal aan de zuidkant uiteraard). Door de warmtebufferende werking van de tank zijn de embryo-vijgjes niet bevroren en rijpen ze nu heerlijk af. Vijgen uit eigen tuin… dat is dan toch een (klein) zilveren randje aan de klimaatverandering.

En er zijn bramen! De naar de fruittuin overgeplaatste doornloze braam is nog niet bekomen van zijn verhuizing, maar dit jaar zitten de (vele) wilde braamstruiken helemaal vol met vruchten. De afgelopen tijd is er net voldoende regen gevallen om ze lekker sappig te houden, en het is zonnig genoeg om ze heerlijk zoet te maken. Ik probeer elke dag een kilo te plukken. Een beetje voor over de kwark, en de rest voor de vriezer, om als ik tijd heb (haha) jam of bramen-vlierbessenport van te maken. De vlierstruiken hangen ook mooi vol bessen die over een week of twee rijp zouden moeten zijn.

In 2017 heb ik 50 fruitbomen geplant. Die kregen met de droge zomers van 2018-2019-2020 een waardeloze start. Ze leiden voor het grootste deel een kwijnend bestaan, en sommige hebben het ook niet gered. Tot mijn verbazing hangen er nu toch appels in een deel van de bomen! Nu eens kijken hoe ik kan voorkomen dat de Vlaamse Gaaien ze allemaal aanpikken…

Maar het meest verbazende zijn wel de pruimen! In 2017 heb ik ook drie pruimenbomen geplant. Die heb ik nooit op het voortbrengen van ook maar één enkele pruim kunnen betrappen. Maar dit jaar hangen de bomen vol! Eéntje zo vol, dat de eerste tak al is bezweken onder het gewicht!

Ik probeer dagelijks of ze al rijp zijn, en verzamel intussen recepten voor pruimenjam, pruimentaart, pruimenchutney, pruimenwijn… Misschien moeten we ook maar kijken of je ze kunt drogen!

Bloemetjes!

Op 14 juni vierden we dat we allebei 50 zijn geworden. Met bijna 90 gasten, muziek, dans, fantastische taarten, bloedheet weer, een Syrisch buffet en allemaal tentjes in het weiland. We voelden ons bijzonder jarig.

In de aanloop naar het feest was ik bang dat de hele hof droog en dor zou zijn, maar gelukkig viel dat mee. Als verrassing zorgde de hof voor enorme klaprozen langs de oprit, in de borders bloeiden nog net de margrieten en de toortsen begonnen op te komen. (Al waren de klaprozen niet helemaal bestand tegen temperaturen van 30+ graden, dus aan het eind van de middag lagen de bloemblaadjes van die dag op de grond)

Ook op het achtererf hebben we eindelijk bloemen. De ‘tuin boven de grondwatertank’ kon ik vorig najaar niet inplanten omdat ik toen een knieblessure had. Dit voorjaar heb ik er alle zakjes bloemenzaad voor eenjarigen (die ik altijd overal bij krijg) in uitgestrooid. En er cosmea’s tussen geplant die zich in de moestuinpaden hadden uitgezaaid.

En het mooie wc-raampje van Maud krijgt extra nadruk door de ‘Oostenrijkse’ hanggeraniums.

Intussen breekt het jaarlijkse goudsbloemen- en Oostindische kers-festijn in de moestuin ook aan, en de dahlia’s beginnen bijna. Wat heerlijk om weer overal bloemen om het huis te hebben, na zoveel jaren zonder tuin.


Veranda

In 2018 bouwden we de werkplaats. En toen al bedachten we dat het mooi zou zijn om er een veranda aan de voorkant aan te bouwen. Je hebt op die plek het allermooiste uitzicht van het hele terrein. Maar ja, er moest altijd zoveel meer gebeuren… Dus bleef de zuidoostkant van de werkplaats wat onafgewerkt, terwijl de moestuin langzaam die kant op groeide.

Vier jaar later was wel helder waar de veranda moest komen. Maar er waren nog altijd meer urgente dingen te doen!

In 2022 stond het bankje om van het mooie uitzicht te genieten dan ook nog steeds op een paar oude rubber tegels op een scheef en rommelig strookje niemandsland.

In 2023 hadden we besloten de vlonder dan maar vast te láten aanleggen. Maar de vlonderplanken bleken niet leverbaar! Uiteindelijk kwam de vlonder er pas in februari 2024.

Opeens was het scheve stukje niemandsland een prachtige – en verrassend ruime! – plek met uitzicht geworden!

Dat was al een hele verbetering. Maar nadat in 2024 de nieuwe stal, en in 2025 het Brunohokje waren gebouwd, jeukten Joris’ handen om nu eindelijk dit project ook af te maken!

Eerst maar eens het bankje opgeknapt, dat was intussen volkomen doorgerot (en er waren twee bouwvakkers doorheen gezakt). Het gietijzer mooi schoongemaakt en met Hammerite verf (goor spul, maar wel effectief) geverfd, en een nieuwe zitting en rugleuning uit de prachtige hardhouten balken die we in 2018 (?) kregen toen Joost en Monique hun vlonderterras opruimden. Die balken hebben inmiddels al dienst gedaan als van alles en nog wat (inclusief als bekisting voor de fundering van de stal) , maar na een ritje door de vlakbank en heel veel schuren waren ze weer schitterend. Veel te mooi om te verven!

We hadden al jaren materialen verzameld: de juiste dakpannen en mooie oude gietijzeren dakramen om de veranda (en de werkplaats!) niet te donker te laten worden. En in het ‘gastenverblijf’ stond nog een aantal boomstammen waar ik ooit de bast vanaf heb geschild. Waar die nou ook alweer vandaan kwamen weten we niet meer.

Boomstammen plaatsen blijkt een stuk meer werk dan rechttoe-rechtaan balken. Maar het wordt echt ook veel mooier!

Ook nog lastig om de juiste hoek van het dak te bepalen. Er komt vrij veel blad, takjes, bloeiwijzen en andere prut uit de Grote Eik, dus het moet niet al te vlak. Ook al omdat de dakpannen dan gaan lekken. Maar al te steil ziet er dan weer niet uit. En het moet natuurlijk ook aansluiten bij de pannen die al op het dak liggen. Schoonmaken zal sowieso wel een crime worden…

Passen en meten… We hadden nog een restje folie liggen voor onder de knik in het dak; dat is een zwakke plek wat betreft waterdichtheid.

Mooie boeidelen erop, en dan de panlatten. Toen kon je al zien hoe mooi het ging worden.

De gietijzeren dakramen, die al tijden stonden te wachten om gebruikt te worden, bleken in slechtere staat dan ik me herinnerde. De ruitjes vielen er haast uit, toen ik ze op tweede Pinksterdag tevoorschijn haalde. Dus uiteraard moesten we wachten tot de volgende dag, zodat ik een paar bussen kit kon halen. En toen regende het…

Tussen de buien door de loodzware ramen op het dak gemanoeuvreerd. Uiteraard brak er daarbij nog een ruitje. Ook kwamen we erachter dat de pannen op het dak eigenlijk niet goed liggen. Deze pannen hebben links twee richels, en die moeten allebei onder de rand van de volgende pan liggen. Dat hebben we niet gedaan. En daardoor pasten de ramen eigenlijk ook niet goed.

Ooit zullen we het dak dus nog eens helemaal opnieuw moeten leggen. Maar voor nu is het wel even goed. Wat een plaatje!

Een tijger in de schapenstal

Ik wilde graag de vloer van het toilet aanleggen met kalkbeton. Dat wil zeggen dat het grind en zand (waar beton deels uit bestaat) niet aan elkaar worden geplakt met cement maar met kalk. Tenslotte had ik nog kalk. En het stuken met kalk van de stal was wel zwaar, maar had echt een prima resultaat opgeleverd.

Dus ik heb me goed ingelezen over de juiste verhoudingen kalk, zand en grind, en Jorams betonmolen geleend, en me een hele dag vermaakt. Het was best zwaar, want het mengsel mocht vooral niet te nat zijn. Dat zou voor krimpscheurtjes zorgen. Maar aan het eind van de dag lag het er netjes in, mooi glad gepolijst. Nu rustig laten uitharden.

En dat deed het HELEMAAL niet! Na drie dagen was het nog precies even zacht als toen ik het erin had gelegd. En na een week nog steeds. Alsof er Play-Do op de vloer lag. Ik begrijp nog steeds niet wat er mis is gegaan. Kalk die niet hard wordt – dat zou fysisch niet moeten kunnen. Misschien dat het na héél veel tijd wel hard zou worden. Maar omdat we op 14 juni een heleboel gasten krijgen, heb ik het er maar weer uit getrokken en vervangen door een gewoon vloertje van beton (wel ‘eco’-beton, wat minder CO2 uitstoot schijnt te veroorzaken). Ik moet zeggen, dat ging wel een stuk sneller en makkelijker…

En dat was ook na 48 uur gewoon hard. Hup, de oude toiletombouw erin (die had ik intussen schoongemaakt, geschuurd en opnieuw in de olie gezet). De nieuwe toiletruimte is iets breder dan de oude, dus de ombouw moest een beetje aangeheeld. En omdat er geen deurtje meer aan de zijkant zit moest Joris de boel een beetje verbouwen, zodat de bovenkant van de toiletombouw open kan. Je moet de emmer tenslotte wel kunnen legen…

Mooi lampje in stijl erin et voilá. Is het geen snoeperig toiletje geworden? Ik houd me aanbevolen als iemand nog een lieflijke (houten) wc-rolhouder heeft liggen.

En wat is dat nu met die tijger?

Joris en ik kennen elkaar uit onze jeugdbonds-tijd. Hij was lid van de Jeugdbond voor Natuur- en Milieustudie (JNM), ik van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN). Voor buitenstaanders zijn de verschillen tussen deze twee onzichtbaar, maar zoals voor alle identiteitsvormende puber-clans zijn het voor de leden zelf twee volkómen verschillende clubs. Maar dat terzijde.

Zoals het een zichzelf respecterende identiteitsvormende puber-clan betreft houden de leden van deze clubs er een eigen jargon op na, met voor buitenstaanders ondoorgrondelijke afkortingen, verbasteringen en terminologie. Eén van de meest bijzondere woorden uit dat jargon is het gebruik van ‘tijger’ voor ‘latrine’ (tegenwoordig ook wel als algemene aanduiding voor toiletvoorziening). Die term dateert van eind jaren 1930, toen de NJN een aantal jaren een afdeling op Java (toen nog Nederlands Indië) had.

Zoals gebruikelijk in die jaren, werd er bij het kamperen eenvoudigweg een groot, diep gat in de grond gegraven om als latrine dienst te doen. Dat deed kennelijk denken aan een val om een tijger te vangen (al neem ik aan dat die nog wel een stukje groter en dieper waren). Zo kwam de term ‘tijgerval’ in zwang. Die term werd meegenomen naar Nederland en al snel viel het ‘val’ eraf. En zo noemen we het 90 jaar later dus nog steeds een tijger. Vandaar. Een tijger in de schapenstal. Maar wel een hele lieve.