Plattegrondpuzzelen

Omdat we een “massieve” fundering maken (dus zonder kruipruimte, echt massief kan je dat schuimbeton natuurlijk niet noemen) moet daarin ook al een deel van de installaties gelegd. Riolering en waterleiding moet namelijk 1 m onder maaiveld de woning uitkomen (en het is wat lastig om dat achteraf dwars door een laag gewapend beton heen te leggen). We hadden de hoop dat je in de bovenste laag schuimbeton nog wel wat kon schuiven met leidingen. Maar de installateur drukte ons op het hart dat we de riolering (met name voor de toiletten) meteen op de juiste plek moeten aanleggen. Dat betekent dus, dat we de plattegrond nu meteen helemaal precies moeten uitwerken. Daar zaten nog wat zaken in “die we wel precies zouden bepalen in het werk”.

In de tekeningen van de architect  bleken namelijk wat fouten te zitten, waardoor de gebintconstructie helemaal niet mogelijk was. (Dat is dus niet opgemerkt door de constructeur en ook niet door de gemeente!) Joris heeft de afgelopen maanden vele sessies gehad met de gebintbouwer hoe we dat gingen oplossen. En daarbij bleek dan dat er net een gebintpaal in de keuken kwam te staan op de enige plaats waar de koelkast zou passen, waardoor de koelkast voor het keukenraam zou schuiven. Of middenin de deuropening tussen keuken en bijkeuken, tenzij je die deuropening zou verplaatsen, maar dan zou de antieke kast niet meer passen en er ook geen plek meer zijn voor de meterkast. Kortom, een hele puzzel.

Intussen was ik toch maar eens de meubels op schaal in de plattegrond gaan tekenen. En daarbij bleek dat er helemaal geen handige indeling mogelijk was voor de woonkamer. Ofwel de meubels stonden vóór het raam, ofwel de piano of boekenkast paste helemaal nergens, ofwel de looplijn van hal naar keuken liep dwars door de zithoek heen, wat niet comfortabel voelt. En van ons oorspronkelijke idee dat er vanuit zowel woonkamer als woonkeuken mooie zichtlijnen over het landgoed zouden lopen is al helemaal weinig overgebleven. En in de slaapkamer kon je nauwelijks aan de voeteneind-kant van het bed langs lopen, terwijl dat een doorlooproute is.

Dus zijn we toch weer gaan schuiven: de wc de badkamer in, waardoor de woonkamerdeur verplaatst kan worden en de looplijn niet meer dwars door de zithoek hoeft. Dat maakt de woonkamer een heel stuk benutbaarder maar  de douche moet een andere plaats krijgen. Logisch is in de nis naast de wc, deels onder de trap. Maar het is de vraag of het dan nog lukt met een rechte trap. Mogelijk moet er toch een kwartronde trap in (minder ruimtebeslag in de hal), anders komt ofwel de trap vóór de slaapkamerdeur ofwel moet je door je knieën om te douchen. Bovendien stoot je je knieën aan het bad als je de badkamer in komt.  Dat is op te lossen door de muur van de woonkamer en de keuken niet in één lijn te zetten, zodat de badkamer iets groter wordt (ten koste van de keuken). Doordat de hal nu langer is, kan hij ook iets smaller worden  (de kapstok komt dan onder de trap), waardoor de slaapkamer een paar dm meer ruimte krijgt. Etcetera.

Bij dat alles moet je ook met de kleinste details rekening houden: bijvoorbeeld de manier waarop de ramen in de muur geplaatst worden, de vensterbanken en plek voor gordijnen. In ons vorige huis hadden we met het laatste onvoldoende rekening gehouden, waardoor er aan één kant van het slaapkamerraam geen plek was voor een gordijn. Erg irritant. En in de werkplaats hebben we van oude vloerplanken mooi afgeronde vensterbanken gemaakt, iets breder dan de ramen. Dat oogt prachtig en willen we dus in het huis ook. Maar je moet er wel rekening mee houden dat er dan geen kast vlak naast het raam past. Zeker niet als je de muur vanaf het kozijn iets wilt laten teruglopen voor extra lichtinval.

Onze vensterbanken in de werkplaats. In de woonkamer willen we ze nog iets dieper, en de zijkanten van de muur iets wijder laten uitlopen naar binnen toe (in het Engels heet zoiets een ‘splayed window’ maar ik weet niet hoe het in het Nederlands heet)
op de plattegrond leek dit kastje makkelijk in de hoek te passen…
… maar niet als je de vensterbank breder maakt dan het raam!

Gelukkig heeft Joris inmiddels Sketchup aardig in de vingers en daarmee kunnen we alles tot op de cm nauwkeurig tekenen, inclusief hoe steil de trap wordt en waar de belangrijkste balken van de constructie lopen. En dat alles om precies te weten wáár we een rioolbuis naar boven laten komen. Alles hangt met elkaar samen…

 

Het Grote Gat

En donderdag was het zover: het Grote Gat voor de fundering kon worden uitgegraven. We hebben uiteindelijk gekozen voor een fundering met schuimbeton. Dat is een superlicht soort beton, een soort kunstmatig puimsteen. Omdat het zo licht is, zakt het niet naar beneden maar geeft het juist een opwaartse druk.  En het isoleert ook nog eens heel erg goed.

Om het gewicht van het huis goed te verdelen over deze laag komt daar bovenop een laag gewapend beton van 13 cm dik, met extra wapening op de plekken waar de dragers van het gebint staan. Dáároverheen komt dan aan de binnenkant van het huis wéér 30 cm schuimbeton en daarop een cementdekvloer. Die laatste twee lagen brengen we pas aan het eind van de bouw aan.

Het schuimbeton moet van de constructeur overal een halve meter buiten de contour van het huis uitsteken.  Er moest dus een gat gegraven tot een diepte van 50 cm onder het niveau van de kelderwanden en 19 x 11 m. Dat is véél grond. Een deel daarvan hebben we gebruikt om op twee plekken de toegang tot het weiland dat we verpachten te verbeteren.

Aan de ene kant, bij de bocht in het pad, hebben we een ingang naar het weiland gemaakt. Die was er waarschijnlijk oorspronkelijk ook, maar daar was al heel lang niets meer van te zien.  Het was toen we hier in 2017 kwamen één groot brandnetel-braambos, waarin  een oude jeep en één of ander landbouwwerktuig stonden  te roesten. Waarschijnlijk is er ook huisafval gestort in het verleden; ik vond er stukjes metaal, plastic en glas.

Na verwijdering van rommel, bramen en brandnetel was het in 2017 al een stuk gefatsoeneerd. Tijdens de afgelopen hete dagen hebben de schapen er gestaan (lekker in de schaduw) en  het gras en jonge boompjes kort gemaakt. Jammer genoeg moest ook de mooi breed uitgegroeide hazelaar gekortwiekt worden. Zonde maar helaas noodzakelijk. In de winter zagen we de overige takken ook kort af, dan kan hij weer gelijkmatig uitlopen.

En toen kon er 12 m3 grond op. Nu kan onze boer van hieraf het weiland op komen als hij moet maaien en hoeft hij niet helemaal over ons erf. Dat is wel prettig. Het moet wel weer een beetje groen worden…

Aan de andere kant van het ‘landgoed’ waren de twee stukken grond die de boer pacht met een smal dammetje over de sloot met elkaar verbonden. Tè smal: het was zelfs met ons kleine trekkertje heel eng om overheen te rijden, laat staan met een maaier. Dus die kon nu ook mooi verbreed en verhoogd worden met een deel van de grond.

De overige grond ligt op een bult. Over een paar jaar kunnen we die weer gebruiken om rond het huis aan te heuvelen en het erf wat op te hogen.

Rondom de kelder moest de losse grond weer laagje voor laagje aangetrild worden met een trilapparaat.

En aan het eind van de dag lag Het Grote Gat er. Met interessante grondsporen (tja, een beetje archeoloog blijf je altijd)  waar in het verleden allerlei sleuven en sloten, gaten en kuilen zijn geweest. Eén (afval) kuil leverde zowaar een vondst op: het deksel van een blikje (!) tandpasta…

 

 

 

 

Kelderwanden

De bouw heeft een paar weken stil gelegen omdat we bij nader inzien hadden besloten de bekisting voor de kelderwanden toch niet zelf te maken. Die wanden moeten 25 cm dik zijn en ze zijn ruim 2 m hoog. Dat is Heel Veel, Heel Zwaar beton. De bekisting moet dus enorm sterk zijn.

“Dat gaat nooit goed, als je het zelf doet”, zei de aannemer. En daarin moesten we hem eigenlijk wel gelijk geven: onze ervaring met beton storten is ook dat je altijd een bekisting maakt waarvan je denkt “die is zó sterk, dat kán niet meer mis gaan”, en dan zakt hij toch in.

Dus hebben we een lokale firma ingeschakeld die gespecialiseerd is in kelders bouwen. Meestal grote mestkelders onder stallen  van 3000 m2, dus onze kelder is voor hen maar een mini-projectje. Maar we moesten een paar weken wachten tot het materiaal vrij was.

Vrijdag werden de schotten gebracht. De chauffeur keek een beetje moeizaam, toen hij het pad kwam bekijken. Maar vervolgens reed hij eenvoudig achteruit het pad over, met de loodzware truck die hoog was opgeladen met stalen schotten.   Dat was helemaal niet nodig; hij kon best keren bij het erf…

 

Joris heeft de afgelopen weekends benut om het betonijzer voor de wanden alvast te vlechten. Helaas bleek, dat de staken betonijzer bovenaan de wanden er nog niet aan vast hadden gehoeven. Die staken worden later omgebogen en weer vastgemaakt aan de wapening van de betonvloer. Zo hangt de kelder goed stevig vast aan de vloer. Maar het bleek dat tijdens het plaatsen van de bekisting deze staken nog te veel in de weg zouden zitten. “Wij steken ze er gewoon na het storten in” zeiden de mannen.

Bert met de kraanmachine was er ook om de schotten op hun plek te hijsen. Joris hielp mee met het plaatsen, onder het motto “als een bouwvakker het kan leren dan kan ik het ook”.

 

Mede door die extra man (natuurlijk 😉 ) ging het zó snel, dat eigenlijk maandagmiddag het beton al gestort had kunnen worden. Maar helaas was er nergens beton te krijgen op dat moment; alle betonauto’s waren al op pad. Dus kon dat pas dinsdag om 10 uur gebeuren.  Daar heb ik geen foto’s van, want ik was met Aska naar schapendrijftraining. Toen ik terug kwam was het beton juist aan het uitharden en moesten we als een razende snel de staken er langs de bovenkant in steken.

Woensdagochtend konden de schotten worden gelost en kwam de kelder te voorschijn!

Op de foto hierboven moet Bert een beetje extra graafwerk doen. De kurkdroge grond van het gat was ingestort… Gelukkig pas nadat de schotten geplaatst waren. Maar omdat ze vastgeschroefd zitten moest het wel worden uitgegraven.

 

 

 

Hitte! (het tweede jaar…)

En toen kwam de hitte… en het wàs erg. Verschrikkelijk zelfs.

Op 20 juli was het eigenlijk nog koel, we hadden zelfs een buitje. Op 21 juli was het erg mooi weer en werd het al aardig warm in de zon. En toen werd het heter… en heter…

temperatuur gemeten in de schaduw

We hebben ons eigen hitteprotocol:

  • van tevoren zorgen dat de moestuin goed nat is (elke nacht sproeien);
  • zoveel mogelijk boompjes van tevoren water geven;
  • zoveel mogelijk mulch rond de boompjes;
  • schapen in de schaduw (en op gras).
Door veel hooi rond de bomen te stapelen hoopte ik verdamping en opwarming van de grond te beperken

Maar ondanks dat alles dus best natte voeten had, werd het in de zon zó gloeiend heet dat er heel wat hitteschade optrad. In één dag veranderde het gras op het stuk wat we hebben verpacht van sappig groen naar crispy blauw en vervolgens naar geel. Het gras op ons eigen stuk was al niet zo sappig meer en werd gewoon bruin.

De schapen in de schaduw houden was een enorm gedoe. Er is namelijk geen plek meer met ’s middags schaduw, waar ook nog een beetje gras staat en waar ik de elektrische netten kan neerzetten. Aan een pin kunnen ze wel staan, maar erg leuk vinden ze dat niet. En daarbij

  • mag Arie niet bij de ooien (maar wel bij de lammetjes);
  • maar hij kan ook niet helemaal ergens in zijn eentje in een hoekje staan, dan wordt hij helemaal hysterisch;
  • zijn de schapen erg goed in het omgooien van wateremmers;
  • heb ik geen tijd om elke dag netten te verplaatsen (dat is best veel werk);
  • werken de netten niet zo goed, omdat de grond zó droog is dat de aardpin (een 60 cm lange koperen buis!) geen effect meer heeft;
  • moeten de lammetjes zo langzamerhand gespeend worden; ik zet ze in de loop van de dag bij moeder vandaan. Elke dag een half uurtje eerder. Maar dat vinden ze niet leuk! Zo ontzettend niet leuk dat ze zó een schrikdraadnet omtrekken.
  • Het helpt wel iets als ze dan bij Arie in een weitje staan,
  • maar dat betekent dat Arie dus ’s middags in een (beschaduwd) weitje moet staan, in plaats van aan de ketting,
  • en dat was er niet meer.
  • en als Arie in een weitje staat en hij vindt dat de ooien te ver weg zijn, rent hij zó het net door, of er nu stroom op staat of niet. Vervolgens verandert het arme beest in een geëlektrificeerde rollade.
Het gras in de berm was nog een beetje groen…

Kortom: het was elke dag een puzzel. De volwassen schapen heb ik zoveel mogelijk aan een pin gehad, ’s ochtends aan de ene kant van de houtwal, ’s middags aan de andere kant. Het gras en onkruid  langs het pad is nu helemaal plat en de hazelaars zijn ook netjes “opgesnoeid”. De lammetjes liepen ’s ochtends vrij bij mama en stonden ’s middags in een ieniemienie weitje waar dan net een plukje schaduw overheen viel. Drie keer per dag verhuizen (steeds een uur werk, met veel geprotesteer van de schapen) en nieuw water er naartoe slepen. Van alle gekkigheid gaf Nel nauwelijks nog melk. (Als de lammetjes al niet ’s nachts ontsnapten zodat ze haar  ’s ochtends helemaal leeggelebberd hadden). En uiteraard kon ik niet langer dan een paar uur van het erf af.

… en zo zag het eruit nádat de schapen er drie middagen gestaan hadden.

Tussendoor kon ik weinig anders doen dan in ontzetting toezien hoe het gras en de boompjes verschrompelden. Boompjes die de droge zomer van vorig jaar overleefd hadden gaven het nu op.  De eiken zitten onder de meeldauw, het blad is blauwgrijs. De vlieren zijn geel. Lijsterbessen en krentenboompjes zijn rood en bruin, alsof het al oktober is. Berken en meidoorns worden geel en laten hun blad vallen, net als de jonge lindes.

Gekleed in een oud overhemd van Joris (tegen de verbranding) en een brede zonnehoed probeerde ik nog water te geven maar het had gewoon geen zin. Niet zo gek; in de zon liep de temperatuur op tot ver boven de 50 graden.

(Precies weet ik het niet, maar ik probeerde yoghurt te maken. Dat doe je door melk tot ca. 40 graden te verwarmen, te ‘enten’  met wat yoghurt en het dan een aantal uur op 40 graden te houden. Normaal gesproken doe ik dat met behulp van een dikke wollen deken en een kersenpitkussen, nu had ik het in de zon gezet. Maar ik lette niet op en toen ik weer bij de pot met yoghurt-in-wording kwam stond de thermometer die ik ernaast had gelegd op 55 graden. Dat heeft de yoghurt niet overleefd. Geen wonder dat de boompjes in hitteshock raakten. Ze konden het water niet snel genoeg transporteren van de wortels naar de bladeren.)

Zelfs het riet in het helofytenfilter, dat ál ons afvalwater te verwerken krijgt, is drooggevallen en verschrompeld.

Eén kip heeft de hitte ook niet overleefd. De anderen zitten zielig hijgend in de schaduw. We letten er goed op dat ze altijd water hebben. De enigen die zich er weinig van aantrekken zijn de eendjes. Maar die hebben dan ook hun eigen zwembad.

Ondanks water geven…

Zulke hitte doet iets met je. Mede vanwege het slaapgebrek (er was nergens meer een koele plek om te slapen) werd het steeds onwerkelijker. Soms was het doodstil en hoorde je niets dan het getsjirp van de krekels en sprinkhanen in  de zinderende lucht, soms woei er een hete wind die steeds meer blaadjes meevoerde, tot hele verschrompelde toppen uit de bomen aan toe.

Wordt dit het nieuwe normaal? Daar lijkt het wel op. Alle voorspellingen over klimaatverandering komen uit en dit soort hittegolven en droogeperioden zullen vaker en vaker voorkomen. Het sterkt me nog meer in het idee dat we moeten volhouden en méér bomen planten. Zowel om de klimaatverandering tegen te gaan, als om de wereld ondanks de klimaatverandering leefbaar te houden. Bomen zorgen voor schaduw en koelte. Ze produceren biomassa die kan worden omgezet in humus, die het water in de bodem vast houdt. Met hun lange wortels kunnen ze langer bij het grondwater komen dan gras. En als we de juiste soorten planten, kan je ook van bomen heel veel oogsten: een voedselbos. Daar moeten we naartoe.

 

Droogte (het tweede jaar…)

Het land ziet er weer bijna net uit als vorige zomer. Eigenlijk nog een beetje ruiger, want het gras staat op veel plekken ook vreselijk hoog. Vorig jaar heeft Hans tussen de boompjes van het voedselbos een keer gemaaid, dit jaar is daar gewoon niet gemaaid. De boer heeft de “grote lappen” in juni wel gemaaid. Maar zijn machines passen niet tussen de boompjes van het voedselbos en hij heeft ook èrg ruim om de solitaire boompjes heen gemaaid. Aanvankelijk vond ik dat niet zo erg. Ik dacht de ongemaaide stukken door de schapen te laten begrazen. Het lange gras werpt ook wat meer schaduw op de grond, die daardoor minder snel uitdroogt. Maar toen werd het heel heet en droog en werd het gras veel te snel veel te lang. Dat vinden de schapen niet meer lekker. En als je ze erin zet, trappen ze het meer plat dan dat ze het eten. Op veel plaatsen werd het beeld dus bepaald   door omgevallen en platgetrapt hoog gras.

Ik heb geprobeerd er met de zeis doorheen te komen, maar dat is erg zwaar omdat het gras al zo lang en droog is. Daarom hebben we van de boer een maaier geleend, die achter onze trekker past. Daarmee hebben we een groot deel kunnen maaien. Het beeld wordt er niet beter van (helemaal geel!) en aan het gemaaide gras heb je niets voor hooi.  We stapelen het daarom rond de boompjes, als mulchlaag en om de grond daar vruchtbaarder te maken. En als het ooit weer gaat regenen kan het overige gras weer groen uitlopen.

Er blijven nog wat randen hoog gras staan, voor de vlinders, krekels en konijnen.

Tot die tijd moet ik water geven. Zowel aan de boompjes die afgelopen winter zijn geplant als aan de boompjes van het jaar daarvóór. Dat is een fulltime baan. Bij ieder boompje moet de slang een minuut of twintig blijven liggen. Op die manier loopt het water niet weg over de uitgedroogde grond, maar langzaam diep de grond in, precies bij de boomwortels. Twintig minuten is te kort om tussendoor terug naar de boerderij te lopen en iets anders te gaan doen. Maar de moestuin moet ook water en dat is hetzelfde verhaal. Ik kom dus wel aan mijn stappen!

Intussen is er nauwelijks meer groen gras voor de schapen. Bijna alles is ofwel te lang en niet meer smakelijk, ofwel te droog, ofwel helemaal aan de andere kant van het terrein (dat is niet handig als je een schaap ’s ochtends moet ophalen voor het melken), ofwel er hebben minder dan drie maanden geleden nog schapen gestaan (dan zitten er nog wormen-eitjes in het gras). Heb je zóveel land en niet eens een plek waar drie schapen plus twee halfwas een beetje lekker kunnen grazen. De schaarse plekjes in de buurt van het erf waar schaduw (en dus nog wat groen) is, mag ik pas half augustus weer gebruiken: dan zijn de eitjes van de schapenwormen dood. Ik moet duidelijk een beter regime bedenken! Gelukkig heeft de boer gezegd dat ik ze dan wel tijdelijk mag zetten op het gedeelte dat hij pacht. Dat ligt wat lager en daar is het wel nog groen.

En komende week is er weer heet weer voorspeld… ik zie het met angst en beven tegemoet.  Met veel pijn en moeite blijven de bomen nu net in leven. Eén hittegolf en er zal gigantische schade zijn. Niet alleen op ons landgoed; ik zie ook elders, langs wegen en in de natuur, bomen (ook oudere bomen) die het héél moeilijk hebben met twee van deze droge jaren achtereen.  Wordt dit het nieuwe normaal? Het is erg zorgwekkend: het maakt duidelijk dat we echt een andere koers moeten inslaan.

De bouw ligt een beetje stil: we wachten op het storten van de keldermuren. Daarna kan het gat voor de fundering worden uitgegraven en de fundering gestort. Maar vóór we dat kunnen doen, moeten we ook zorgen dat we op orde hebben waar het uitgegraven zand heen moet. Dat willen we niet afvoeren, maar gebruiken om aan het eind en het begin van het terrein een dam te verbreden.  Dan kan de boer makkelijker het land op en af, zonder dat hij langs ons huis hoeft.  Vóór je iets kunt doen, moet je altijd iets anders doen…