Moestuin

Het seizoen voor de interim-moestuin is afgelopen, de pompoenen en courgettes zijn geoogst. Nu kan ik eindelijk een begin maken met de echte moestuin.

Omdat ik verwacht dat er hier heel wat konijnen en reeën belangstelling zullen hebben voor mijn groente ben ik begonnen met een degelijk hek. Gaas van 1,20 m hoog en daarboven komt nog een draad.  Langs de onderkant ligt nu een balk. Misschien dat ik daar langs ook nog gaas moet ingraven, maar dat stel ik nog even uit.

Ik blogde al eerder over de staat van de moestuin: een stevige grasmat, vol kweek en bramen. Omspitten is geen optie. Niet alleen is dat heel zwaar werk, maar de wortels van het kweek (en de overige grassoorten) zullen eindeloos blijven uitlopen, zolang de blaadjes het licht kunnen bereiken. Dus ik neem mijn toevlucht tot een beproefde methode: de grasmat verstikken met een mulchlaag. Omdat ik daar veel vragen over krijg wat uitleg.

Met ‘mulchen’ maakte ik twintig jaar geleden voor het eerst kennis in Australië. Het betekent simpelweg het afdekken van de grond en is in de Angelsaksische landen een beproefde methode om het opkomen van onkruid en verdamping van water tegen te gaan. In Nederland is vaak nog blote aarde de norm, liefst netjes geschoffeld. Maar dat biedt weinig bescherming aan de enorme verzameling van schimmels, bacteriën, insecten, wormen, springstaarten, mijten en andere organismen die we samenvatten onder de noemer ‘het bodemleven’. En dat bodemleven wil je juist stimuleren. Regenwormen maken de grond luchtig en transporteren voedingsstoffen door de bodemlagen. Bacteriën en schimmels breken organisch en anorganisch materiaal af tot bestanddelen die als voedingsstoffen door de planten kunnen worden opgenomen en humus die deze nutriënten vasthoudt. Schimmeldraden kunnen nutriënten over vele meters transporteren. Kortom, deze nuttige hulptroepen wil je koesteren. Maar dat doe je niet door de grond om te spitten (waarbij je het bodemleven enorm verstoort) en kaal te houden (waardoor harde wind, UV-straling van de zon , vrieskou en plensregens vrij spel hebben op het oppervlak), maar door haar te bedekken. Liefst met organisch materiaal, maar zwart plastic kan soms ook nuttig zijn. Mijn tuiniermethode is de afgelopen twintig jaar dan ook steeds meer gericht op het niet keren van de bodem en het stimuleren van het bodemleven.

Ik ben begonnen met het uitzetten van de bedden. Die worden 1,20 m breed, met paden van 80 cm er tussen. Dat lijkt verspilling van ruimte, maar doordat ik niet op de bedden loop blijft de grond daarin luchtig en vruchtbaar. Daardoor kan ik de bedden straks helemaal tot de rand vol planten. De planten zullen in het groeiseizoen ook over de randen van de bedden hangen. In de winter kan ik dankzij de brede paden overal goed bij met de kruiwagen.

De bramen heb ik uitgestoken, die laten zich niet makkelijk verstikken. De grasmat dek ik af met grote stukken karton, dat ik heb gekregen van de Kluswijs in Noordwolde. Daarop komt een dikke laag (50 cm!) organisch materiaal. Liefst met een goede verhouding tussen koolstofrijk en stikstofrijk materiaal, zodat het kan verteren tot vruchtbare compost. Ik gebruik wat ik maar voorhanden heb of waar ik makkelijk aan kan komen. Op dit moment heb ik vooral gehakselde takken en bladeren en oud hooi tot mijn beschikking. Dat bevat vooral koolstof en zal dus niet erg snel composteren. Geeft niet: de voedingsstoffen zouden in de winter toch maar uitspoelen door de regen. Hoofdzaak is nu eerst dat het gras verstikt wordt.

De planten plant ik komend voorjaar in de mulchlaag, waar ik dan wat mest bij voeg. De mest brengt het verteringsproces goed op gang. Daarbij ontwikkelt het bodemleven zich en worden de mulchlaag en het inmiddels dode gras omgezet tot nutriënten die de planten kunnen opnemen. De eerste vijf bedden zijn aangelegd: nu de rest nog.