Welstand in de niet-stand (2)

Wat is hier mis mee? Een bescheiden ontwerp…

Het heeft even geduurd, maar nu eindelijk weer een update. De afgelopen weken waren we allebei vréselijk druk met werk, En daarnaast kwam nog het hele welstands-gedoe. En gedoe is het woord. Het heeft zóveel negatieve energie gekost, dat ik me er nu pas toe kan zetten om er een blogje over te schrijven.

De vorige blog sloot ik af met de hoop dat we een gesprek zouden kunnen hebben met de welstandscommissie en de wethouder. Maar een afspraak met de wethouder ging zomaar niet. Dan moesten we eerst met de welstand praten.

Dat gesprek verliep ongeveer zoals we al verwachtten. De welstandscommissie gaf aan dat hun advies aan de gemeente was gericht en niet aan ons. (Nu betwijfel ik of dat advies dan ook daadwerkelijk bij de gemeenteraad is aangekomen, maar formeel hebben ze gelijk.) En dat de gemeente er blijkbaar geen aanleiding in had gezien om tussentijds de welstandsnota te wijzigen.

Volgens de welstandscommissie zitten we in Nederland op klei (blijkbaar hebben ze hier nog nooit in de grond gegraven) en is er dus een traditie van metselwerk.

Tja, ook dat is (deels) waar. Sinds ongeveer 100 jaar wordt er hier vooral gebouwd in baksteen (die natuurlijk niet hier gebakken wordt; we hebben hier immers geen klei). Daarvóór konden de mensen hier geen baksteen betalen en woonden ze in hutten van plaggen en hout.

“Tja”, zei de welstandscommissie,  “u bouwt in de vorm van een stelp en daar hoort metselwerk bij”.

Met de ‘voorgevel’ in baksteen. Voldoet dit meer aan ‘redelijke eisen van welstand’?

“Maar wacht even”, vroeg ik, “u heeft het nu specifiek over metselwerk en baksteen. In allebei de adviezen ging het over ‘steenachtig’. Wat valt er dan onder steenachtig?”

Tja, daar kon de commissie niet echt een antwoord op geven, want volgens de rayonarchitect zou ‘een keimlaag’ eventueel ook nog mogen (“Stucwerk vind ik te glad en die kleurstelling op uw plaatje is te licht”)  maar volgens  het andere commissielid moesten het echt bakstenen zijn. Steenstrips mocht ook. “Maar hoe meer u de discussie opzoekt, hoe lastiger het voor ons zal zijn om die grens te bepalen.” Dreigende taal, oftewel: bouw nu maar in baksteen.

Zou dit wel mogen? Volgens de rayonarchitect wel, volgens het andere commissielid niet…

Dat wij erop wezen dat het hele buitengebied hier volstaan met glad wit gestuukte huizen was natuurlijk geen argument. “Dan neemt u aan dat dat altijd met een positief advies is gebouwd en dat durf ik niet te zeggen”.

Dus de leden van de commissie zeggen aan de ene kant dat ze toetsen aan de criteria van de gemeente, maar aan de andere kant verschillen ze van mening hoe die criteria moeten worden opgevat. “Dat is niet erg transparant”, zeiden wij.

“Tja”, zei de commissie, hier staat heel duidelijk het woord ‘baksteen.'”

“Ja”, zei ik, “maar nu wijst u op die objectgerichte criteria voor boerderijen uit 2011, waarvan de ambtenaar steeds nadrukkelijk heeft gezegd dat we ze niet mochten gebruiken omdat ons huis geen agrarische bestemming heeft. En als die dan toch van toepassing zijn, dan zou ook de toevoeging ‘voor nieuwe boerderijen ook andere gevelmaterialen mogelijk’ moeten gelden. Want dat staat eronder.”

Nee, dat was niet de bedoeling. Want dan had het ontwerp daartoe ook aanleiding moeten geven. “En uw ontwerp geeft vanuit esthetische perspectief of historische perspectieven daar geen aanleiding toe.”

Dus als het niet had geleken op een historische boerderij, als wij niet waren uitgegaan van de karakteristieken van de bestaande bebouwing en de bebouwing in de omgeving, maar als we een heel andere vorm hadden neergezet, dan had een houten gevelbekleding geen rol gespeeld?

“Tja. Als u met een ander ontwerp komt dan moeten wij vanuit een ander ontwerp weer opnieuw dat plan gaan beoordelen en dat doen we in eerste instantie weer aan de hand van die gebiedscriteria. Maar een ander ontwerp zou misschien wel aanleiding kunnen zijn om in andere materialen te gaan denken.”

Hoppa!! Daar komt even een konijn uit de hoge hoed springen!  Dus een ander ontwerp had andere materialen mogelijk gemaakt? Had dat dan misschien in het vooroverleg (á €488,-) kunnen worden genoemd? In plaats van op het moment dat wij  9 maanden intensief ontwerpen en ruim €18.000,- aan  ontwerpkosten,  constructieberekeningen en energieberekeningen verder zijn?!

We hebben het in het vooroverleg uitgebreid gehad over de problemen van dampopen bouwen versus metselwerk. Maar toen kregen we als advies dat het ontwerp uitzicht bood op een positief advies, hoewel het wringt met de richtlijn voor steenachtig, maar dat ook op andere wijze aan het gewenste bebouwingsbeeld tegemoet gekomen kon worden. Oftewel: ontwerpt u lekker door op de ingeslagen weg.

En nu we het er toch over hebben, vorig jaar is vlak bij ons in de buurt een huis gebouwd wat hélemaal met hout bekleed is. Zelfde bestemmingsplan, ook in het buitengebied, meer zichtbaar vanaf de weg dan ons huis.  En uit het welstandsadvies ten aanzien van die woning (dat we hebben opgevraagd) blijkt dat die houten gevelbekleding geen enkele rol heeft gespeeld. Waarom kon dat dan wel?

een foto van een billboard met de afbeelding van deze woning
De plankjes zijn nog niet zwart. Maar duidelijk een houten gevel. Dit mag dus wel?

“Ja, eh… daar zou ik verder in moeten duiken. Op het moment dat u een schuur had ontworpen in plaats van een woning dan is hout eerder een optie.”

Tot zover het transparante advies van de welstandscommissie. Blijkbaar had een moderne schuurwoning wèl in duurzame materialen mogen worden uitgevoerd. Maar hoe we dat in vredesnaam uit de welstandsnota hadden moeten herleiden is me een raadsel, want daar staat geen woord in over houten schuurwoningen. En zoals gezegd, dat hadden we dan graag in januari gehoord en niet driekwart jaar en een half jaarsalaris later.

En nogmaals, moderne schuurwoningen kunnen hartstikke mooi zijn. Maar je ziet dezelfde typen terug van Pieterburen tot Vaals en van Alkmaar tot Zevenaar. Hieronder: acht verschillende woningen, uit het hele land: raad maar waar ze staan.

   

     

     

   

(Antwoord: Dit zijn de karakteristieke bouwstijlen van achtereenvolgens Veghel, Nederhorst den Berg, Wehl, Delden, Arnhem, Halfweg, Staphorst en Gouda. Meteen herkenbaar, toch?)

Wij wilden een huis ontwerpen dat duidelijke kenmerken van déze streek heeft. Dat bijdraagt aan het afwisselende landschap met bosjes en houtwallen waar je telkens de karakteristieke Friese schilddaken bovenuit ziet steken. Blijkbaar telt dat niet mee bij de beoordeling ‘naar redelijke eisen van welstand’.  Hadden we dat maar eerder geweten, want een moderne schuurwoning was qua functioneel ontwerp een stuk simpeler geweest.

Je vraagt je af wat nu het nut is van vooroverleg. De welstandsbeoordeling blijft een ‘black box’, waarvan je maar moet afwachten wat eruit komt. De welstandscommissie wijst naar de welstandsnota, maar geconfronteerd met wat er precies in die nota staat draaien ze alle kanten op. Waarbij ze aangeven  dat de nota inderdaad aan een update toe is, maar dat we daarvoor bij de gemeente moeten zijn.

Dus, mevrouw de ambtenaar, mag ik dan nú een gesprek voeren met de wethouder?

Dat mocht anderhalve week later. Ik had van tevoren een memo toegestuurd, waarin ik had aangegeven wat onze redenen waren om het ontwerp te maken zoals dat eruit ziet.  Dat heb ik met een presentatie nog eens toegelicht. Ons verzoek aan de wethouder is, om af te wijken van het welstandsadvies. Dat is immers, zoals de welstandscommissie ook aangeeft, enkel een advies. En als je de concept-Omgevingsvisie van de gemeente leest, of het kersverse coalitieakkoord, zou je zeggen dat de gemeente voldoende aanleiding heeft om in dit geval van dat advies af te wijken.

De wethouder was erg geïnteresseerd, maar hij wilde nog niets loslaten. Het (bijgewerkte) memo gaat naar het college. Vreemd dat het hele college blijkbaar moet meebeslissen over een klein bouwplannetje in het buitengebied. Er zal wel een stukje politiek achter zitten.

We kunnen er nu weinig meer aan doen; uiterlijk 15 december horen we wat de gemeente wil. En of we dan verder kunnen? We zullen het moeten afwachten. Gaat de gemeente niet akkoord, dan zijn wij zo’n €25.000,- euro lichter (ontwerpkosten, energieberekening, constructieberekening, leges vooroverleg, leges vergunningaanvraag), kunnen we niet bouwen en moeten we helemaal van voren af aan beginnen.

“Jullie willen het ook veel te netjes volgens de regels doen”, zeggen onze dorpsgenoten. “Dat werkt hier niet zo.”

Dat blijkt.