Loopeendjes!

Al vijf jaar hebben we twee Indische Loopeenden: Leentje het Eendje en Wouter de Woerd. Ze houden de moestuin vrij van slakken – ja, ze eten zelfs van die vieze grote glibberige dikke naaktslakken. De hele winter zoeken ze naar slakken-eitjes in de moestuin, zodat ik de lente niet begin met een explosie van slakken. En in de zomer legt Leentje lekkere eieren.

Meestal laat ze die zonder meer ergens vallen en vergeet ze ze dan. Dus wij eten ze zonder gewetensbezwaar op. Ze smaken naar …ei. Niet anders dan kippeneieren. Als je ze kookt stolt het eiwit iets eerder van van een kippenei, en de dooier juist iets later. Dus het is makkelijker om een perfect eitje te koken.

Maar half mei vond ik al een paar dagen geen eieren. Totdat ik op een gegeven moment Leentje zag zitten, geposteerd tussen de composthoop en en stuk opgerold gaas. Toen ze even van haar plek ging inspecteerde ik de plek en ja hoor! Zeven eieren in een nest, zorgvuldig afgedekt en verstopt onder een laagje hooi en veertjes.

En even later zat Leentje zowaar te broeden. We hielden ons hart vast, want normaal gesproken sluiten we de eenden ’s nachts altijd op, in verband met vossen, ratten en marterachtigen. Maar dat kon nu dus niet. We zetten wat graan en water voor Leentje, die ons woedend toesiste dat we uit de buurt moesten blijven. Af en toe kwam Wouter haar ophalen, om even de pootjes te strekken en een bad te nemen. Dan werd het nest opnieuw zorgzaam bedekt met een dekentje van hooi en veertjes, zodat het broedsel (waarvan één ei intussen was afgekeurd) niet zou afkoelen.

En… na vier weken was het zover. Vijf loopeenden-pulletjes! Naast het nest lag één volgroeid maar dood kuiken. De overige pulletjes zijn verbazend vlug ter been. Ze rennen samen met moeder door de moestuin en schuimen die af naar smakelijke insecten en andere beestjes. Grote naaktslakken zijn nog wat veel voor ze.  Ze zijn onmogelijk te pakken te krijgen, dus we kunnen ze nog steeds niet in het nachthok opsluiten. We hopen maar dat het goed gaat, met vossen, marterachtigen en niet te vergeten Aska, Max en Minoes die op het erf lopen…

Er gaat overigens wel meer niet goed in de ‘veehouderij’: de kippen zijn na een legspurt in maart-april om onverklaarbare redenen weer helemaal van de leg af. En ik melk nu dan wel, maar Nel geeft niet meer dan een ruime halve liter per dag. Geduld en leren…

Betonstaal!

Het Pinksterweekend stond in het teken van het betonstaal. Want het gat voor de kelder ligt nu al weken open en het wordt hoog tijd dat er ook daadwerkelijk een kelder in komt.

Eerste vraag: hoe krijg je de (loodzware) staalmatten in de kelder? Joris heeft een constructie aan de trekker gemaakt, waardoor hij de matten kan oppakken en in de kelder kan laten zakken zonder ál te dicht op de rand te hoeven staan. Dat ging goed.

En vervolgens is het een kwestie van puzzelen en ‘vlechten’. Dat is het aan elkaar vastzetten van de matten met een ijzerdraadje. Van Peter hebben we een mooi haakje geleend dat hij ervoor gemaakt heeft. Maar omdat we met ons tweeën zijn, omdat we nog héél veel meer moeten vlechten en omdat ik nog altijd last heb van pols en elleboog heeft Joris ook een ingenieus apparaatje gekocht. Eén keer trekken en er schiet een spiraal uit, die het ijzerdraad strak in elkaar draait.

Eerst de eerste laag, op blokjes en overal precies ver genoeg van de rand. Vervolgens de “haarspelden”, die aan de zijkanten de twee lagen wapening van elkaar houden, en de afstandshoudertjes die dat over de hele lengte doen. Daarna de bovenste matten. Nog niet vastzetten, want eerst moesten de L-vormige stukken er nog tussen gefrummeld, waar de wapening van de keldermuren straks  aan vastgemaakt wordt. Die bepalen wáár precies de keldermuur komt, best belangrijk dus.

Ook belangrijk: de detaillering rond de bron die vorige week in de kelder geslagen is. Hier komt (diep) grondwater het huis binnen, waarmee we het toilet willen gaan doorspoelen. Maar er moet natuurlijk geen (ondiep) grondwater lángs komen, als het weer eens een nat jaar is en het grondwater tot kelderniveau zou kunnen komen. We hebben er een mof omheen gezet. Die moet eigenlijk nog ingesmeerd met pvc-lijm en zand, zodat het beton er goed aan hecht. De ruimte tussen de mof en de bronpijp zelf vullen we op met vloeibaar rubber.

Al met al bijna drie dagen werk. Zwaar werk ook, het in elkaar gedoken zitten draadjes draaien terwijl je meer en meer balanceert op het betonstaal.  Maar dan heb je ook wat. Eerlijk gezegd vind ik het verbijsterend om te zien hoeveel staal er in zo’n vloertje gaat. Elke 15 cm moet er een draad zitten om spanningen op te vangen. Maar  door alle overlap, kruisingen en vastzetten zit er op sommige plekken wel twee keer zoveel.  Nou ja, we doen maar braaf wat de constructeur berekend heeft.

Lastig was wel, dat er door wind, zon en regen langzamerhand steeds meer zand de kuil in schoof. En toen het staal er eenmaal in lag werd het moeilijk om dat zand er weer uit te krijgen. Zéker op de plekken waar het tijdens regenbuien ónder het folie is gelopen. Aan alle kanten moet het staal met enkele cm beton zijn ‘ingepakt’, anders krijg je betonrot. Maar op sommige plekken is het zand langs de bekisting ónder het folie gekropen en wordt het folie dus tegen het beton gedrukt. Dus op het laatst heb ik ettelijke uren met mijn vingers onder de staalwapening en folie door zitten pielen om het zo goed mogelijk weer vrij te maken.

We hebben het nu maar zo goed en kwaad als het ging afgedekt met zeil. Vrijdag komt het beton. Of misschien woensdag, als de aannemer tijd heeft. Daar hopen we op: hoe eerder het beton er ligt hoe beter!

Grondverzet

Rond de bouwplek liggen grote bergen zand uit de kelder. Die willen we (deels) gebruiken om de voet van de werkplaats op te hogen. De werkplaats ligt namelijk op een sterk aflopend stuk van het terrein. Daardoor lag de fundering deels wat hoger dan ons eigenlijk lief is… en nog bloot. Dus hebben we weer een dagje een shovel gehuurd.

Joris is handig met manoeuvreren, ik deed het hark- en schepwerk. Het was nog een hele puzzel, want deze ophoging is voor de fundering van de werkplaats wèl, maar voor de wortelzone van de Grote Eik eigenlijk níet gunstig.  Rond bomen moet je de grond niet zomaar ophogen. Maar ja, het moet wel bruikbaar zijn…

Het compromis is geworden: onder de grote Eik een smalle ophoging rond de voet van de werkplaats, waar dan (ooit…) nog een vlonderterras overheen komt.  De werkplaats ligt nu deels wel een beetje op een terpje. Tja, we wonen in Friesland, nietwaar?

Aan de andere kant loopt het erf juist af naar de werkplaats toe. Dat hebben we met een laag zand een beetje uitgevlakt. Vooral niet te hoog; we zijn er nog niet helemaal uit wáár er uiteindelijk allemaal verharding moet komen en wat groen blijft. Of weer moet worden…

En aan de achterkant  grenst de werkplaats aan het ‘achterweitje’. Daar wil ik zeker dat het gras doorloopt tot vlak bij de werkplaats. Dus dat betekende: de zwarte grond zo diep mogelijk uitgraven, zand opbrengen en weer afdekken met zwarte grond. Lastig, omdat het achterweitje momenteel in gebruik is als opslagplek voor oude dakpannen, balken, stenen etc. Die moesten dus eerst verplaatst.

Al met al een hele dag (zwaar!) werk.  Maar het resultaat mag er zijn. Als is het hele erf nu wel één grote zandbak. Bijna jammer dat we geen kinderen hebben…

 

Eigen Melk

De lammetjes zijn nu drie weken oud. En dus kan ik Gaan Melken.

Behalve farmcamping Lazy en de Ouwendorperhoeve  waren ook de blogs van dit Duits-Ierse stel één van de inspiratiebronnen om melkschapen te gaan houden. Zij beginnen met melken als de lammeren drie weken oud zijn. De lammetjes lopen overdag gewoon bij de moeder(s) en komen dus voldoende aan hun trekken. ’s Nachts worden ze apart gezet, zodat je ’s ochtends de moeder kan melken.

Dit systeem heeft een aantal voordelen:

  • Je kunt tamelijk vroeg beginnen met melken, terwijl de lammeren toch nog voldoende melk krijgen en rustig kunnen overgaan op gras en brok;
  • Je hoeft maar één keer per dag te melken, terwijl de melkgift toch op gang blijft, omdat de lammeren overdag drinken;
  • Als je eens een keer niet wilt melken(omdat je weg moet of zo), dan laat je gewoon de lammeren die nacht bij de moeder.

Dat leek me ideaal. Nadeel is natuurlijk dat je een lagere opbrengst hebt, maar de bedoeling was dat ik twee schapen zou hebben om te melken. De Ieren hebben ongeveer 0,75 l per schaap per dag, en dat zou voor ons plenty zijn om de behoefte aan melk en yoghurt te dekken en af en toe een (zacht) kaasje te maken.

Dus ben ik daar deze week mee begonnen. Nel rent gewillig voor me uit om op de melktafel te staan. Maar het melken van de volle, strakgespannen uier vindt ze toch niet erg prettig. Veel getrap en af en toe uit nervositeit een plas. Dus na elke melkbeurt moet ik uitgebreid de melktafel schoonmaken. Veel gedoe, voor die driekwart liter melk. Geduld… ze went er vast wel aan.

En van de week heb ik ook, naar het voorbeeld van Bernadette, yoghurt gemaakt van de schapenmelk. Eén portie melk tegen de kook aan gebracht, in een steriele jampot overgedaan, laten afkoelen tot 42 graden, een lepel biologische yoghurt toegevoegd en weggezet in mijn bed. Na een paar uur heb ik er nog een warm kersenpitkussen omheen gelegd, om het niet teveel te laten afkoelen.  Het resultaat: een verrukkelijke, romige, zachte schapenyoghurt.

Mijn Eigen Yoghurt.  Van Mijn Eigen Melk. Die ik zelf heb gemolken uit Mijn Eigen Schaap. Wat ik zelf heb helpen aflammeren, nadat ze gedekt is door Mijn Eigen Ram.

Hoe blij kan je worden van een bordje yoghurt?

 

Spitsuur!

Dinsdagmiddag zou het wapeningsstaal bezorgd worden. Waar dat moest komen te liggen stond nog een puincontainer. Maar die zou maandag worden opgehaald.  En Joris had vanaf woensdag vrij genomen, om het hele Hemelvaartweekend aan de kelder te kunnen werken.

Maandagavond stond de puincontainer er nog. Maar dat was niet erg: het staal zou dinsdagmiddag toch komen?

Op dinsdag om 07.15 stond de transporteur van het wapeningsstaal op het erf. Hij bleek ons pad niet op te kunnen. We hadden gezegd: “een wagen van maximaal 10 meter”. Dat was genoteerd als “de bakwagen”. Maar ze hadden net één dag een nieuwe bakwagen en die was 12 meter. Intussen kon de buurman, die naar zijn werk moest, de Ratellaan niet uit omdat de bakwagen de weg versperde. Het zijn hier allemaal smalle weggetjes…

“Rijd maar even achteruit terug naar het parkeerplaatsje voor de kerk”, zei ik, “daar kan je in ieder geval keren. Ik kom er zo aan.”

Omdat ik een half uur later weg moest naar schapendrijf-training met Aska, dacht ik vast alles bij elkaar te pakken en vast met de auto naar het parkeerplaatsje bij de kerk te rijden. Maar toen wilde mijn bus niet starten.

Aska weer achter het hek gezet, snel de fiets gepakt en naar de kerk gefietst. Toen zag ik pas goed hoe groot de vrachtwagen was: de hele parkeerplaats stond vol! De chauffeur had intussen geprobeerd de vestiging van de leverancier in Wolvega te bellen, maar die was nog niet open (het was pas half 8, tenslotte).

Op dat moment kwam Aska vrolijk blaffend aangerend over de Jokweg. “We zouden toch samen weg gaan, waarom moest ik nou achterblijven?” Blijkbaar is het hek om het erf niet meer afdoende… En kwam de vrachtwagen om de puincontainer op te halen om de hoek. Nog zo’n vrachtwagen in de smalle Ratellaan.

Uiteindelijk heeft de chauffeur het staal naar de vestiging van de leverancier in Wolvega gebracht, dan moet die het maar komen brengen. Gelukkig was onze externe accu opgeladen, waarmee ik de bus weer aan de praat kreeg. En was ik toch nog netjes op tijd voor de schapendrijf-training. En dat alles vóór 09.00.