Einde van de Westschuur

Ik loop hopeloos achter met het bijhouden van het blog. Er gebeurt gewoon te veel om op te schrijven!

Aska groeit goed, maar wat is het veel werk, zo’n hondje! Zeker in combinatie met de katten. Ze willen graag met elkaar spelen,. maar af en toe wordt Aska  iets té enthousiast en grijpt ze Max met haar scherpe tandjes vast en schudt hem als een lappenpop (of een prooi) heen en weer. Dat moeten we haar natuurlijk afleren en dat valt niet mee!

Ook snapt ze op zich wel dat ze niet binnen moet poepen of plassen, maar het verschil tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ is nog niet helemaal helder. Dat kan ik haar niet helemaal kwalijk nemen, want dat ís ook een beetje diffuus. In de ‘tas’ bijvoorbeeld, regent het gewoon naar binnen en is de vloer onverhard. Zowel Aska als de katten beschouwen het daarom als een overdekt toilet. De dag begint dus meestal met drollen scheppen in de schuur (bij het licht van de mobiele telefoon…).

De eerste helft van oktober hebben we, stukje bij beetje, de ‘westschuur’ afgebroken. Nog een hele operatie, want het dak op durfden we niet, je weet nooit hoe wrak het is. Alle dakpannen heb ik er van binnenuit afgehaald. Dat was héél veel keer de ladder op en neer. De dakpannen hebben we bewaard, hopelijk is een deel nog bruikbaar voor op de nieuwe werkplaats.

Begin september ging het asbest dak eraf. Vervolgens stortte het voorste deel van de schuur in.
september: de zijwanden weghalen
Hier kan je er al een beetje doorheen kijken!
Héél veel keer de ladder op en af. Dit was eigenlijk een klus om met zijn tweeën te doen.
Stapels dakpannen om te sorteren: welke kunnen nog hergebruikt worden?

Opvallend was, dat het pannendak aan de binnenkant ‘beschoten’ was met oude kunstmestzakken. Dat hebben we ook al op andere plekken gezien. Een prachtig staaltje van  hergebruik: de zakken zijn netjes dakpansgewijs tussen de panlatten en de dakpannen verwerkt. Dat scheelde enorm veel tocht en ook lekkage. Alleen is er in de loop der tijd heel veel bladafval en stof tussen de dakpannen en de zakken gekomen en daar zijn muizen in gaan nestelen. Het was dus een vieze bedoening om alles van binnenuit naar beneden te halen!

Close up van het ‘dakbeschot’Overigens werkte het ‘dakbeschot’ niet helemaal. Op sommige plekken waren toch lekken ontstaan, en doordat al het water via het plastic naar die plekken getransporteerd werd waren er diverse balken behoorlijk doorgerot.

Helaas werkte het dakbeschot op sommige plekken juist als een soort kanaal waarlangs het water op één plek op de constructie liep

 

Hier is goed te zien dat de ‘Grote Eik’ echt ín de westschuur stond – en langzamerhand het dak uit elkaar gedrukt had.  

De nok was ook op een interessante manier geconstrueerd: op de nokbalk lagen opgerolde kranten, die rond dakpanscherven gerold waren. Dat geheel was weer afgesmeerd met cement. Aan de hand van de kranten kon ik de schuur (of in elk geval het pannendak) dateren: de kranten waren uit de periode mei-juli 1955.

Vreemde nokconstructie, van kranten, dakpanscherven en cement.

Doorzicht!
Ook het gebint rustte (met een extra paaltje) tegen de Grote Eik aan
Op de Grote Eik is goed te zien dat hij deel uitmaakte van de schuur
De kap eraf!

 

Neerhalen van het gebint

Al het ongelakte hout gaat de kachel in: met het behandelde hebben we de zoveelste container gevuld. Toen de kapconstructie er eenmaal af was stond alleen het gebint nog. Dat was van duidelijk vele malen eerder gebruikt eiken. Vol met houtworm, maar nog altijd loodzwaar. Intussen was de houtcontainer vol, dus die balken liggen nog even te wachten op een nadere bestemming.

En toen was er uitzicht! Wat een ruimte en wat een prachtig gezicht, nu de ‘Grote Eik’ helemaal vrij staat. Jammer dat we er opnieuw een schuur gaan bouwen. Maar dat zal toch moeten, want we moeten een werkplaats hebben, om van daaruit straks het huis te bouwen. Aan het ontwerp van het huis zijn we ook heel hard bezig, maar dat volgt in een volgende blog.

En toen was er uitzicht! Eigenlijk zonde om er weer een schuur voor te zetten…

 

 

 

 

 

 

Aska

Op een boerderij hoort een hond. Die kan waarschuwen als er volk op het erf is en dat is wel handig hier. (Ik heb al een paar keer gehad dat er onverhoeds mensen stonden, die ik niet had opgemerkt omdat ik achter op het erf bezig was. Tot nu toe nog niet op een moment dat ik net bloot    onder de douche vandaan kwam, maar dat is natuurlijk een kwestie van tijd…) Maar wat voor hond? Ik ben eigenlijk nooit zo’n hondenliefhebber geweest. Als kind was ik er doodsbang voor en ik houd nog steeds niet van de lucht van honden.

Maar toen ik 20 jaar geleden in Australië rondreisde heb ik op een schepenfarm Australian Kelpies aan het werk gezien. Niet te grote hondjes, die buiten op het erf van de boerderij woonden en flink moesten werken voor de kost. Dat werk bestond uit het opdrijven en bij elkaar houden van de enorme kuddes schapen. Eén van mijn leukste herinneringen aan dat jaar is toen ik zelf een keer meeging met schapen ophalen (“rounding up a coupla herds”). Op een motorfiets over de heuvels crossen, met een nieuw hondje achterop. Toen we kwamen waar de schapen waren was het prachtig om te zien hoe de honden de aanwijzingen van de boer volgden. Ze wisten precies wat ze moesten doen en genoten duidelijk van het werk.

Kelpies zijn kleiner en lichter dan de ‘Australian Shepherd’ (die trouwens helemaal niet uit Australië komt!) en de ‘Australian Cattle Dog’ (die, zoals de naam al zegt, gefokt is om koeien te drijven). Daardoor kunnen ze over de ruggen van de schapen heen rennen als ze snel aan de andere kant van de kudde moeten zijn of de schapen dicht op elkaar door een geleiderail moeten worden gedreven. Wat de schapen daarvan vinden is niet bekend (maar ik heb wel een idee).

Dus toen Dorien liet weten dat hun hond puppies had met een Kelpie als vader was ik wel heel erg geïnteresseerd. De moeder is een mengelmoes, net iets groter dan een Kelpie. Maar ook een gezonde en slimme hond die goed is in schapen en geiten drijven. Bovendien zijn ‘vuilnisbak’-honden meestal gezonder dan echte rashonden.

Dus we besloten dit dit toch wel een hele goede kans was om een gezond beestje van bekende oorsprong en met waarschijnlijk goede eigenschappen aan te schaffen. En sinds afgelopen zondag woont Aska in huis. Half Kelpie, 1/8 Duitse Staander, 1/8 van nog iets bekends en 1/4 vuilnisbak.  Met een mooie black-and-tan tekening en jammer genoeg de hangende oren van de moeder (ik vind de rechtopstaande Kelpie-oren eigenlijk mooier).

Voor de poezen is het even wennen, maar ze zijn al snel vriendjes geworden. Aska en Max gaan lekker samen op avontuur en ze kunnen leuk samen spelen. Ik vind dat erg dapper van Max want Aska is wel 5 x zo zwaar als hij. Maar hij is natuurlijk een puber-kater, dus hij kan ook wel tegen een stootje. Als het spelletje te ruig wordt krijgt Aska een haal over d’r neus en ze begint al te begrijpen dat het dan afgelopen moet zijn. Ze waren al bezig om samen muizen te vangen (Aska graaft een muizenhol uit en Max zit er gespannen naast, klaar om wegrennende muizen te bespringen) dus ik voorzie een vruchtbare samenwerking.

Ze doet hard haar best om de nieuwe omgeving en de poezen te begrijpen en kan (als ze niet afgeleid wordt) al heel goed de commando’s “kom”en “zit” volgen. En zoals het een halve Kelpie betaamt heeft ze enorm veel energie!

Moestuin

Het seizoen voor de interim-moestuin is afgelopen, de pompoenen en courgettes zijn geoogst. Nu kan ik eindelijk een begin maken met de echte moestuin.

Omdat ik verwacht dat er hier heel wat konijnen en reeën belangstelling zullen hebben voor mijn groente ben ik begonnen met een degelijk hek. Gaas van 1,20 m hoog en daarboven komt nog een draad.  Langs de onderkant ligt nu een balk. Misschien dat ik daar langs ook nog gaas moet ingraven, maar dat stel ik nog even uit.

Ik blogde al eerder over de staat van de moestuin: een stevige grasmat, vol kweek en bramen. Omspitten is geen optie. Niet alleen is dat heel zwaar werk, maar de wortels van het kweek (en de overige grassoorten) zullen eindeloos blijven uitlopen, zolang de blaadjes het licht kunnen bereiken. Dus ik neem mijn toevlucht tot een beproefde methode: de grasmat verstikken met een mulchlaag. Omdat ik daar veel vragen over krijg wat uitleg.

Met ‘mulchen’ maakte ik twintig jaar geleden voor het eerst kennis in Australië. Het betekent simpelweg het afdekken van de grond en is in de Angelsaksische landen een beproefde methode om het opkomen van onkruid en verdamping van water tegen te gaan. In Nederland is vaak nog blote aarde de norm, liefst netjes geschoffeld. Maar dat biedt weinig bescherming aan de enorme verzameling van schimmels, bacteriën, insecten, wormen, springstaarten, mijten en andere organismen die we samenvatten onder de noemer ‘het bodemleven’. En dat bodemleven wil je juist stimuleren. Regenwormen maken de grond luchtig en transporteren voedingsstoffen door de bodemlagen. Bacteriën en schimmels breken organisch en anorganisch materiaal af tot bestanddelen die als voedingsstoffen door de planten kunnen worden opgenomen en humus die deze nutriënten vasthoudt. Schimmeldraden kunnen nutriënten over vele meters transporteren. Kortom, deze nuttige hulptroepen wil je koesteren. Maar dat doe je niet door de grond om te spitten (waarbij je het bodemleven enorm verstoort) en kaal te houden (waardoor harde wind, UV-straling van de zon , vrieskou en plensregens vrij spel hebben op het oppervlak), maar door haar te bedekken. Liefst met organisch materiaal, maar zwart plastic kan soms ook nuttig zijn. Mijn tuiniermethode is de afgelopen twintig jaar dan ook steeds meer gericht op het niet keren van de bodem en het stimuleren van het bodemleven.

Ik ben begonnen met het uitzetten van de bedden. Die worden 1,20 m breed, met paden van 80 cm er tussen. Dat lijkt verspilling van ruimte, maar doordat ik niet op de bedden loop blijft de grond daarin luchtig en vruchtbaar. Daardoor kan ik de bedden straks helemaal tot de rand vol planten. De planten zullen in het groeiseizoen ook over de randen van de bedden hangen. In de winter kan ik dankzij de brede paden overal goed bij met de kruiwagen.

De bramen heb ik uitgestoken, die laten zich niet makkelijk verstikken. De grasmat dek ik af met grote stukken karton, dat ik heb gekregen van de Kluswijs in Noordwolde. Daarop komt een dikke laag (50 cm!) organisch materiaal. Liefst met een goede verhouding tussen koolstofrijk en stikstofrijk materiaal, zodat het kan verteren tot vruchtbare compost. Ik gebruik wat ik maar voorhanden heb of waar ik makkelijk aan kan komen. Op dit moment heb ik vooral gehakselde takken en bladeren en oud hooi tot mijn beschikking. Dat bevat vooral koolstof en zal dus niet erg snel composteren. Geeft niet: de voedingsstoffen zouden in de winter toch maar uitspoelen door de regen. Hoofdzaak is nu eerst dat het gras verstikt wordt.

De planten plant ik komend voorjaar in de mulchlaag, waar ik dan wat mest bij voeg. De mest brengt het verteringsproces goed op gang. Daarbij ontwikkelt het bodemleven zich en worden de mulchlaag en het inmiddels dode gras omgezet tot nutriënten die de planten kunnen opnemen. De eerste vijf bedden zijn aangelegd: nu de rest nog.

 

 

 

 

 

 

Hulst

We willen deze winter heel veel bomen planten, maar er zullen ook enkele bomen gekapt moeten worden. De eerste is de hulstboom, die links van het huis staat (intussen: stond). Op zich een heel mooi exemplaar: gladrandig, dus zonder die akelige stekels, en met mooie bessen. Maar hij (of eigenlijk dus: zij, want alleen vrouwelijke exemplaren dragen bessen)  stond heel dicht op de Jonge Eik (alle prominente eiken op ons terrein hebben een naam) en was al aardig door de kruin heen gegroeid. Bovendien stond ze ten zuiden van het huis, dus ook ten zuiden van het nieuwe huis. En zo’n uitgegroeide hulst neemt héél veel zon weg. Zon die wij graag als passieve energie willen opvangen. Als ze nou aan de andere kant van het huis had gestaan had ik haar graag behouden, maar nu we moesten kiezen tussen de eik+zonlicht in huis en de hulst kozen we zonder twijfel voor het eerste.

Het was nog best spannend, want ze viel in de moestuin en daar ben ik al een eind op gang met het maken van bedden en een hek. Maar het is ons gelukt om de boom niet te laten vallen op het kippenhok, het hek, onszelf, de poort, de poezen, de kippen of de eenden (die natuurlijk allemaal hun best deden om erg in de weg te lopen).

De stam willen we een tweede leven gunnen ergens in ons nieuwe huis. Hulsthout schijnt super hard en vast te zijn, dus we vinden er vast een toepassing voor. De dikkere takken zal ik ook bewaren om nog  eens als timmer- of draaihout te gebruiken. En het fijne spul? Over twee maanden zou het heel geschikt zijn als kerstversiering (en volgens deze website werden in vroeger tijden aan hulsttakken ook allerlei magische eigenschappen toegedicht) maar ik weet niet of het dan nog goed is. Dus waarschijnlijk wordt dat toch ook versnipperd voor de moestuinbedden.

Orkaan doorstaan

De vorige storm viel me alleszins mee. Maar de vraag was: hoe gaat het huis zich houden bij een noordwesterstorm? En zie: ik word op mijn wenken bediend, met een noordwesterstorm, opnieuw lekker compact, een halve dag lang en overdag, zodat ik goed in de gaten kon houden hoe het ging.

Het was inderdaad een stuk heftiger dan de zuidwester. De pannen rinkelden alarmerend op het dak. Maar ze bleven wel liggen! Ook de plastic zeiltjes die een deel van ons dak vervangen zijn niet gescheurd. En voor zover ik heb kunnen zien geen serieuze schade aan bomen. Enkel één (1!) afgewaaide pan van de half afgebroken ‘westschuur’. En dat terwijl de  windvlagen het af en toe moeilijk maakten om staande te blijven. Kortom: alleszins tevreden.

Komende winter gaan we hopelijk, met hulp van Landschapsbeheer Friesland, het ‘windgat’ aan de westkant dichtplanten. Het zal wel een paar jaar duren voor de boompjes hoog genoeg zijn om voor serieuze beschutting te zorgen. Maar tot die tijd is het een geruststellend idee dat we een echte noordwesterstorm blijkbaar ook heelhuids kunnen doorstaan.

Het enige puntje van aandacht is dat Joris níet thuis was. Die moest naar een conferentie in Berlijn. En laat de storm in Berlijn nu zijn aangewakkerd tot orkaansterkte. Zodat hij vanmorgen tevergeefs op het station stond voor de terugreis: alle treinverkeer van en naar Berlijn ligt plat. We hopen maar dat de Deutsche Bahn dat op tüchtiger Weise aanpakt.