En weg was de weg weer!

Zo’n groot project als het onze bestaat uit allemaal sub-projecten, die allemaal weer hun eigen eisen en voorwaarden en steeds kleinere sub-projectjes met zich meebrengen. Die dan, bij nader inzien, helemaal niet zo klein zijn. Zo is daar: de bouw van het huis. Daarvoor willen we eerst een werkplaats bouwen. Maar om op de plek van één van de oude schuren een werkplaats te bouwen moest eerst het asbest van die schuur gesaneerd. Maar omdat tijdens de aanleg van het helofytenfilter het pad deels aan gort was gereden, moest dat eerst gerepareerd. Anders kon de asbestsaneerder het terrein niet op.

Dat hadden we laten doen. Dus konden gisteren de asbestmannen weer aan de slag. Om half acht stonden ze op de stoep. (Nou ja, op het erf dus. Van een stoep is geen sprake, we hebben buitengewoon weinig verharding op het terrein.) Bij de vorige ronde woonden we nog in Amersfoort, nu kon ik het allemaal (vanaf een veilige afstand) gadeslaan.  Voor zo ver ik naar buiten wilde dan, want er viel een onophoudelijke regen. Op zich prima om de  vrijgekomen asbestvezeltjes meteen uit de lucht te wassen. Maar het deel van het pad wat de loonwerker nog níet met puin had verhard werd allengs drassiger…

Nog even schrikken toen bij het verwijderen van het dak dat deel van de schuur spontaan instortte. De draagconstructie was blijkbaar toch verder verrot dan we dachten.

 

Om half vier was het gedaan en wilden de mannen wegrijden. En toen ging het mis. Door combinatie van 50 mm (?) regen en toch het nodige heen-en-weer-gerij was het pad te zacht geworden. Binnen no time zaten de mannen vast.

Uiteindelijk moest de loonwerker uit het dorp als reddende engel optreden. Gelukkig was die net thuis. Maar nu is wel duidelijk dat we toch echt wat dieper in de buidel zullen moeten tasten en het hele pad moeten laten voorzien van een dikke puinlaag. Dat betekent dan ook het einde van een deel van het mooie microreliëf, want daar blijft natuurlijk weinig van over als de kraanmachinist er bij de aanleg van het pad overheen gaat rijden.

Voorlopig zitten we weer even geïsoleerd, achter een pad van 300 m dat deels uit netjes puin, maar deels uit zuigende modder bestaat. En gezien het weerbericht zal het nog wel even duren voor dat weer is opgedroogd… Wat een avontuur!

 

Fruit uit eigen tuin

Al weken zie ik op allerlei wildpluk- en eetbare-planten-pagina’s berichten voorbijkomen over het goede bramenjaar en hoeveel liters bramensap mensen wel niet gemaakt hebben van de overdadige oogst. Terwijl de -overvloedig aanwezige- braamstruiken hier enkel nog onrijp fruit vertoonden. Het is duidelijk dat hier in Het Noorden het groeiseizoen later begint.

Maar nu is het eindelijk zover: massa’s bramen. En vlierbessen. Voorlopig de enige fruitoogst. We hebben op ons terrein heel wat bomen staan, maar wat nadrukkelijk ontbreekt zijn fruitbomen. Welgeteld één kersenboom (maar dan wel een hele grote) staat er. Maar die heeft dit voorjaar overdadig gebloeid en vervolgens niet één enkele kers gegeven, dus daar verwachten we niet teveel van. De komende maanden willen we dus heel wat fruit aanplanten.

Vooraleerst bramen en vlierbessen plukken. En verwerken, want bramen zijn rauw ook lekker, maar vlierbessen niet. Je kunt er natuurlijk jam van maken, maar om heel eerlijk te zijn – ik máák altijd wel jam, van van alles en nog wat, maar we éten het nauwelijks. De potjes jam stapelen zich op in de voorraadkamer, totdat ik uit wanhoop pannenkoeken ga bakken (op de één of andere manier vind ik jam op pannenkoeken veel lekkerder dan op brood).

Bramen plukken is jeugdsentiment. In de achtertuin van mijn ouderlijk huis groeide een bramenstruik. Met gemene stekels, maar heerlijke vruchten. Die aten we als toetje, met vanillevla. In Amersfoort heb ik verschillende keren een doornloze braam aangeplant. Zonder uitzondering bloeiden ze prachtig en gaven ze vervolgens volkomen smakeloze, droge vruchten. Die heb ik er dus subiet weer uitgemieterd.

Hier op het landgoed  staan heel veel braamstruiken. Allemaal met stekels, maar met grote verschillen in smaak van de vruchten. De lekkerste groeien over het varkenskotje heen. Uiteraard moeilijk bereikbaar, omdat (dankzij de varkensmest?) de brandnetels daar ook tot schouderhoogte staan. Maar de beloning is groot: heerlijk sappig fruit uit eigen tuin. Misschien moet ik ook maar weer eens vanillevla gaan kopen, dat hebben we ook in geen jaren gegeten.

En de rest? Die verwerk ik, samen met de vlierbessen, tot sap en siroop. En een lekkere vlierbessen-bramenport. Dat soort inmaak  gaat er bij ons altijd veel sneller doorheen dan jam 🙂

 

 

 

Werkverdeling, leiding en glazen plafond

Tot mijn schrik zie ik dat ik maandag wel een blogje heb geschreven, maar niet op de site gezet. Dus bij deze alsnog…

Joris had afgelopen week een weekje vrij genomen. Zo konden we wat klussen doen waarvoor we echt met ons tweeën moesten zijn. Over het algemeen hebben we een duidelijke werkverdeling waar het op constructief werk aankomt: Joris doet houtbouw, dingen die op netjes zagen aankomen en elektra, ik doe zand, stenen, plastische materialen (zoals pleister en cement) en schilderwerk. Destructief werk (slopen) doen we gezamenlijk.

Dus Joris heeft eindelijk ons Glazen Plafond in de keuken vervangen.

Het Glazen Plafond toen het nog in werking was (foto van Willemien, met dank!)

Het keukentje van de boerderij grenst niet aan een buitenmuur. Oorspronkelijk waarschijnlijk wel, maar bij de verbouwing waarbij de nieuwe stal is gebouwd is het helemaal inpandig geworden. Ramen om daglicht binnen te laten waren dus niet mogelijk.  Daar had de oude meneer (of zijn ouders) iets op gevonden. Bij wijze van plafond had hij twee oude ramen over de keuken gelegd. En een deel van het dak van de stal erboven had hij ook vervangen door glasplaten. Die glasplaten zitten gewoon een beetje tussen de panlatten en de dakpannen erboven geschoven. En het Glazen Plafond in de keuken lag netjes horizontaal. Bij regen druppelt er dus water door de glasplaten, wat op het Glazen Plafond bleef staan. Of erlangs de keuken in liep, dat hing een beetje af van de windrichting. Bovendien pasten de ramen niet helemaal, dus aan alle kanten waren kieren met voldoende ruimte om de dikste muis (of rat) binnen te laten. Daarom was er ooit een stuk plastic overheen getrokken. Dat was uiteraard flink smerig geworden. En gedurende de leegstand (of misschien zelfs toen de meneer er al woonde), had er een beest (bunzing?) op gebivakkeerd en als souvenir een stapel vodden, drollen en afgeknaagde muizen- en vogellijken achtergelaten…

Dat wás het Glazen Plafond

Joris heeft het geheel vervangen door een ordentelijk plafond van de lexaanplaten van Rik. Nog steeds daglichtdoorlatend, maar afwaterend, enigszins isolerend, met een stuk minder kieren en niet meer het gevoel dat de glazen ruiten ieder moment uit hun rotte sponningen op je kop kunnen vallen. Wat je noemt een verbetering.

Verder hebben we maar eens een minikraanmachine gehuurd om (tijdelijke) riolering aan te leggen en de tijdelijke waterleiding onder de grond te leggen.  Tot nu toe loosden we op de oude septic tank van de boerderij, maar die begon aardig vol te raken en bovendien stonk het. Nu het nieuwe afvalwaterzuiveringssysteem er is willen we daar op lozen ook!

Graven valt duidelijk onder mijn afdeling: daar heb ik ooit voor doorgeleerd. Zij het dan ook niet voor het bedienen van de kraanmachine. Ik was wel erg blij dat we een kraantje hadden gehuurd, want met alle stenen en boomwortels die in het erf zitten was het anders nooit gelukt om in één dag 35 m rioleringssleuf en 30 m waterleidingsleuf te graven. Het aanleggen van de riolering (met niet teveel en niet te weinig afschot) ging eigenlijk verbazend goed. We hebben buizen gekocht die in elkaar klemmen en niet gelijmd hoeven te worden. Deze riolering is immers tijdelijk; na de verbouwing kunnen we de buizen dus weer opgraven en hergebruiken.

Een interessante vondst tijdens het graven van de sleuf voor de waterleiding: onder het betonnen paadje bij het deurtje van de werkplaats ligt een ouder paadje van veldkeien. En daaronder lag een potje ingemaakte sperziebonen begraven. Een wonderlijke plek. Joris opperde de theorie dat het om een ‘bouwoffer’ bij de bouw van de schuur zou gaan. Maar hoewel onze buurman (die hier geboren en getogen is) blijft herhalen dat het hier een achterlijke streek was, lijkt het me onwaarschijnlijk dat de gewoonte om bouwoffers te brengen hier tot na de Tweede Wereldoorlog in zwang is gebleven. En persoonlijk denk ik bij een bouwoffer toch meer aan een zwart stierkalf zonder enig vlekje, of zoiets. Niet aan een pot geweckte sperzies.

“Nou ja, die mijnheer was ook nogal zuunig…” zei Joris.

Al met al mogen we terugkijken op een productieve week. De tijdelijke waterleiding ligt nu veilig voor de vorst onder de grond, ons afvalwater gaat naar de nieuwe septic tank (nu alleen nog even de pomp op de elektra aansluiten – dat is Joris’ werk, dus – en dan is dat hele systeem in werking), we hebben de nieuwe septic tank maar meteen gevuld met het afvalwater uit de oude tank, zodat de rietplantjes binnenkort water en voeding krijgen, de architect heeft de oude boerderij helemaal ingemeten zodat hij aan nieuwe tekeningen kan beginnen en er staat weer een ronde asbestsanering gepland.

Druk op het toegangspad

Na de drukke week (maandag maaien en harken, dinsdag kuilvoer balen en bloedluis bestrijden, woensdag schuur leeghalen en donderdag en vrijdag helofytenfilter aanleggen) volgde ook een druk weekend. Zó onbereikbaar zijn we blijkbaar niet 🙂 Hoewel… nu toch wel een beetje.

Ons pad was oorspronkelijk best stevig. Waarschijnlijk is het in het verleden ooit met puin verhard. Het probleem is, dat het vlak langs de houtwal liep. En de wat grotere voertuigen die we over het terrein krijgen, moeten noodgedwongen wat afstand van die houtwal houden. Daardoor ontstaan er bandensporen wat verder het terrein op. En vervolgens houden de volgende bezoekers die sporen aan, etcetera. Daardoor was het pad al een hele autobreedte het weiland in geschoven. Dat vond ik niet zo erg, want ik wil best de houtwal wat meer ruimte geven. Maar na alle regen van de afgelopen weken is het weiland ook niet meer zo stevig, zeker niet aan het begin, waar de grond wat lemiger is. En nadat het groot materieel voor het helofytenfilter twintig keer op en neer was gereden (en de vrachtwagen had vastgezeten) werd het er niet beter op.

Na aanleg helofytenfilter…

Zaterdag kwamen Nathalie en Bart en Willemien een dagje helpen. Met de auto glibberend over het spoor… dat ging nog net. Helaas reed daarna de bezorger van de post zijn bus vast in de modder. Aan zijn bus zat geen sleepoog, dus moesten we hem er met plankjes en mankracht uit krijgen. En daarna was er van het pad natuurlijk weinig meer over.

…en na vastrijden postbusje

Intussen reden Wiesje en Robert met de meisjes het terrein op (die konden we nog net op tijd het weiland in sturen). En even later stonden onverwachts Manfred, Mirjam, Abe en Lobke, met Manfreds moeder op het erf. Wat gezellig!

Het pad hebben we nu maar even afgesloten. We waren van plan het zelf ‘preventief’ te verstevigen, maar zullen het nu toch moeten laten repareren voor er iets anders kan gebeuren.

Er is wel heel erg hard gewerkt door het bezoek: de hele “westschuur” is vrijgemaakt van bramen, Amerikaanse vogelkers, Berberisstruikjes en alle rotzooi die daartussen over de decennia was gedumpt. De majestueuze ”Grote Eik” komt nu veel mooier uit. De westschuur zelf ook, maar dat vinden we niet echt een landschappelijke verbetering. 😉 Maar goed, als daarvan het asbest verwijderd is kunnen we die gaan vervangen door een degelijke en fraaie werkplaats.

Hier kan je goed zien dat de “Grote Eik” ín de wand van de westschuur stat.
Wat ligt er nú weer in de sloot…
Nu kan je pas goed zien hoe mooi de “Grote Eik” is!